background image
Hun meeste nieuwelingen rekruteerden zij onder kinderen en jongens die
hun opvoeding van hen ontvingen. Ook Flavius Josephus heeft zich enkele
jaren onder hun leiding gesteld. Hij kent dan ook grondig hun leven. Het
meeste dat wij er van weten, afgezien van wat de laatste ontdekkingen aan
het licht brachten, hebben wij aan hem te danken.
Vervolgens nog aan de Egyptische jood Filo. Wat zij er over zeggen is
bijzonder interessant en stichtelijk.
Flavius Josephus verheft hemelhoog hun stichtelijke, zuivere levenswijze,
hun grote heiligheid. Onder hun leden werden er vele met charismatische
gaven begiftigd. Hij beschouwt deze als het loon van hun zo godgevallig
streng leven. Hij noemt als een buitengewoon groot profeet, wiens
voorspellingen nooit faalden, Judas de Esseen.
Nog vermeldt hij Manahem, die zich vermaard maakte door een profetie, die
hij deed aan Herodes de Grote. Van deze spreekt ook K. Emmerick.
De Essenen stelden hun ideaal in de beoefening van alle deugden, de
versmading van rijkdom en winstbejag. Daarom dreven zij geen eigenlijke
handel, maar leefden van het werk hunner handen, meest van tuin- en
landbouw, ook spinnen en weven, enz.
Zij bezaten niets persoonlijk, maar alles gemeenschappelijk; zij onderhielden
streng het celibaat, legden zich toe op gehoorzaamheid, boetvaardigheid,
zelfbeheersing en stilzwijgen. Dit laatste onderhielden zij zeer streng van
zonsondergang tot haar opgang. Zij droegen een tedere zorg voor de
zieken en beoefenden daarom ook de geneeskunde; zij gaven zich over aan
het gemeenschappelijk gebed, persoonlijke overweging, de studie der
schriften van Mozes, de profeten en van hun eigen stichters, muntten uit in
goddelijke en onderlinge liefde, in woordgetrouwheid, ongeveinsdheid, enz.
De tegenovergestelde ondeugden verfoeiden en bestreden zij als de pest; zij
zouden het als een misdaad beschouwd hebben het eten even maar aan te
raken zonder eerst gebeden te hebben of weg te gaan van tafel zonder
dankzegging.
Mozes beschouwen zij als hun heiligste profeet en bijzonderste leraar. In
het onderhouden van bepaalde voorschriften, zoals de sabbatrust, zijn zij
nog strenger dan de Farizeeën, hoewel zij de Wet meer naar de geest
begrijpen en beleven. In tegenstelling met hen die hedendaags beweren dat
de ziel sterft met het lichaam, houden zij dat de ziel onbederfelijk, onsterfelijk
is en dus voortleeft, wanneer zij van het lichaam gescheiden is.
Ze zijn wars van oorlog, maar wanneer zij tot verdediging van een edele
zaak ertoe gedwongen worden, zijn zij dapper als leeuwen en
onverschrokken in het zicht van de dood. Hun natuurlijke levensdrang
Fascikel 1
18