background image
Hij kende het geslacht, waaruit de moeder van de Messias zou
voortspruiten en telkens als hij aan de voorouders der H. Anna
iets in huwelijksaangelegenheden voorspelde of aanraadde, zag
hij dat het tijdperk van de Verlosser naderde. Hoelang echter de
geboorte van ’s Heren Moeder door de zonden nog verhinderd of
vertraagd zou worden, wist hij niet. Daarom hield hij niet op aan
te manen tot boete, versterving, gebed en inwendige
zelfverloochening. In deze godgevallige praktijken hadden de
Essenen van oudsher, steeds met hetzelfde doel, een schitterend
voorbeeld gegeven.
Voordat Jesaja (760) de Essenen in een beter organisatie met
uitgewerkter levensregel verenigd had (zie nr. 3), leefden zij als
vrome Israëlieten verspreid. In geest van boete en versterving
droegen zij voortdurend dezelfde klederen, zonder ze te verstellen
tot ze hun van het lichaam vielen. Zij kampten vooral tegen de
zinnelijkheid, ook de gehuwden, en vaak woonden dezen, met
wederzijds goedvinden, lange tijd van elkander gescheiden in
afgezonderde hutten (cfr. I Kor. 7, 5).
Wanneer zij evenwel samenleefden en gemeenschap hadden,
geschiedde dit alleen met het oog op een heilig nakomelingschap,
dat zou kunnen bijdragen tot de spoediger komst van de
Verlosser. Zo zag ik mannen gescheiden van hun vrouwen eten
en pas als de man van tafel weggegaan was, kwam de vrouw haar
maaltijd gebruiken. Reeds in die verre tijden waren er onder de
gehuwde Essenen voorouders van de H. Anna en van andere
heilige personen.
Ook Jeremia (650) stond met hen in betrekking en die mensen
welke men ‘kinderen of leerlingen der profeten’ noemde9, waren
Joannes doet opmerken dat Kaïfas zijn profetie deed uit kracht van zijn
waardigheid: cum esset pontifex (11, 49-52).
Volgens onze zienster waren de hogere oversten van de Essenen meestal
begenadigde personen.
9 Kinderen van de profeten. –
Fascikel 1
25