background image
Ik begreep nu dat, ten gevolge van de hier aan Joakim en Anna
verleende zegen en genade Maria’s ontvangenis geheel onbevlekt
was, juist zoals alle ontvangenis het zonder de zondeval zou
geweest zijn59.
Terzelfder tijd had ik een onbeschrijfelijk visioen: de hemel ging
boven hun hoofden open en ik zag de vreugde van de H. Drie-
eenheid en der engelen en hun medewerking aan de
geheimnisvolle zegening, die de ouders van Maria hier ontvingen.
God lovend begaven Joakim en Anna zich nu naar de uitgang
onder (in) de Gouden Poort; de weg begon aan het einde weer te
klimmen. De gang daar verlatend, kwamen zij onder een hoge,
schone boog als in een soort kapel waar vele lichten brandden.
Hier werden zij ontvangen door priesters die hun uitgeleide
deden.
Het deel van de tempel, waarboven de zaal van het Synedrium
(= een verzameling van zittende (overheids) personen / synedrium
ecclesiasticum, de kerkeraad) gelegen was, lag meer boven het
midden van de onderaardse gang (mehr über die Mitte); hier,
boven zijn einde, lagen, naar ik meen, woningen van priesters, die
met de zorg voor de tempelgewaden belast waren60.
59 Wij vinden dezelfde verklaringen in de openbaringen der H. Brigitta, tot
wie Christus zegde: “Ik verkoos tot moeder een maagd, die van een
vader en een moeder geboren was, maar die Ik waardig keurde
Mij, zonder de medewerking van een man en zonder zonde ter
wereld te brengen, zodat mijn Godheid een mensheid van een
maagdelijke vrouw zonder schending van haar maagdelijkheid

kreeg. Zo zouden, was het niet geweest van de zondeval, de eerste

kinderen in het paradijs door de geheimen der goddelijke liefde en
door de wederzijdse liefde der ouders zonder lichamelijke wellust
geboren zijn geworden.” (Openb. I, 26).
60 K. bedoelt hier de raadszaal van het klein Synedrium, dat uit 23 leden
bestond. In het Bitter lijden spreekt K. van een Raad van zowat 28 leden die
tot taak had te waken over de zuiverheid van leer. Misschien wel dezelfde
Raad. Hij had een vergaderzaal boven de oostelijke ingangpoort van het
vrouwenvoorhof.
Fascikel 1
113