background image
De mensen beschouwden met vreugde die vreedzame optocht,
waaraan vóór meerdere huizen grote eer bewezen werd. De
verschijning van de kleine Maria maakte een diepe indruk: zij had
iets onbeschrijfelijk heiligs en zielroerends over zich.
Toen de stoet voor de tempel aangekomen was, zag ik vele
tempelbedienden in de weer om met verenigde krachten een
buitengewoon grote, zware, goudkleurig schitterende poort te
openen; er waren allerlei koppen, druiventrossen en bosjes
korenaren op afgebeeld; het was de gouden poort en de stoet ging
er door153. Om ze te bereiken moest men 15 treden beklimmen.
Of deze trap stoepen had, weet ik niet meer.
153 Die poort was mooi versierd en droeg daarom de naam van prachtige
poort: ‘ôraia’, zonder daarom de schone poort uit Handelingen der Apostelen
te zijn.
Misschien was ze ook van brons en verguld, vanwaar haar naam ‘Gulden
Poort’; ze was derhalve zwaar.
Om ze te bereiken moest men uit het Kedrondal opstijgen.
Uit de bodemgesteldheid (zie schets) blijkt dat ze door een aanzienlijke trap
voorafgegaan was. Omstreeks 600 heeft ze een herstelling ondergaan,
maar veel van de oude poort is er nog in bewaard. Vele eeuwen geleden
hebben de muselmannen ze toegemetseld en zij blijven ze dichthouden uit
een bijgelovige vrees die nu ijdel gebleken is.
De ruimte binnen de poort was gewelfd: “een lange boog”, zegt de zienster.
Daarnaast, aan de noordkant, dus rechts als men binnentrad, was een soort
kapel, nl. ruime eetzalen, waar de heilige offerspijzen genuttigd werden.
Het is dezelfde eetzaal (Cenakel) die genoemd is in Neh. 3, 30, als gelegen
op de noordoosthoek van het toenmalige (nog niet uitgebreide) Tempelplein.
Wellicht vulde ze geheel de afstand tussen de poort en de hoek.
“De zaal was verheven”, zegt K. “Ze was aanzienlijk hoger dan het
gelijkvloers van de poort. Deze ligt hoog ten aanzien van het Kedrondal,
maar nog laag ten aanzien van het Tempelplein. Uit dit plein daalt men er in
af met 24 treden. Vanuit of liever van onder de poort kon men het
Tempelplein bereiken langs twee langzaam opstijgende ondergrondse
gangen. Van hieruit vertrok Anna om in een gang en zaal Joakim te
ontmoeten.”
Fascikel 3
260