background image
fasc. 10, nr. 252, voetnoot 70 d), zoals ik daar te lande zeer
dikwijls vrouwen bij de scholen zie wonen; zij schenen tot het
dienstpersoneel van het huis te behoren, want ik zag ze voor
allerlei werkzaamheden in- en uitgaan; zij droegen water aan,
wasten en veegden, plaatsten tralieluiken vóór de
vensteropeningen om ze dicht te maken, rolden de bedden tegen
de muren op en plaatsten er gevlochten schermen voor.
Ik zag Jozefs broeders dikwijls met deze dienstmeiden woorden
wisselen of hen helpen bij hun werk of zelfs met hen schertsen,
maar Jozef deed dit niet; hij was er te ernstig voor; hij vermeed
integendeel hun omgang en liet zich niet uit zijn ingetogenheid
trekken. Er schenen mij ook dochters in het huis te zijn. De
inrichting van de gelijkvloerse vertrekken geleek vrij goed op die
in Anna’s huis, doch hier was alles nog veel ruimer.
De ouders waren over Jozef niet tevreden. Zij verlangden dat hij
met al zijn talenten zich een weg zou banen tot ergens een
aanzienlijke positie in de wereld; maar Jozef voelde niets
daarvoor; hij was hun te eenvoudig en te ambitieloos.
Bidden in de eenzaamheid en nederig handwerk verrichten was
zijn ganse en enige eerzucht.
Om zich aan de voortdurende plagerijen van zijn broers te
onttrekken, zag ik hem vaak, toen hij ongeveer 12 jaren oud kon
zijn, aan de andere zijde van Bethlehem, niet ver van de latere
spelonk van Jezus’ geboorte, bij enige godvruchtige vrouwen
vertoeven. Dit waren een kleine groep Essenervrouwen, die in
gemeenschap leefden op een uitgebroken plaats van de heuvel
(op een effen gehakt terras langs de heuvelhelling) van
Bethlehem. Daar woonden zij in een rij rotskamertjes, bewerkten
tuintjes bij hun woningen en gaven onderricht aan de kinderen
van andere Essenen168.
168 Men moet dus twee grottencomplexen onderscheiden:
1) die van Christus’ geboorte die wij later uitvoerig zullen behandelen en
Fascikel 3
293