background image
Psalmen 126
Herinnering en verwachting
1. Een bedevaartslied. Toen de HERE de gevangenen van Sion deed wederkeren, waren wij als
degenen die dromen.
2. Toen werd onze mond vervuld met lachen, onze tong met gejuich. Toen zeide men onder de
heidenen: De HERE heeft grote dingen bij hen gedaan!
3. De HERE heeft grote dingen bij ons gedaan, wij waren verheugd.
4. HERE, wend ons lot als beken in het Zuiderland.
5. Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.
6. Hij gaat al wenende voort, die de zaadbuidel draagt; voorzeker zal hij komen met gejuich,
dragende zijn schoven.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Hierop zag ik de H. Maagd in haar cel haar ontsteld gemoed in het
gebed voor God uitstorten. Ook herinner ik me gezien te hebben
dat Maria onder dit gebed als versmachtte van dorst en met haar
kruikje afdaalde om uit een vijver of waterbak (op het
Tempelplein) water te gaan scheppen.
Hier hoorde zij, zonder een zichtbare verschijning te zien, een
stem als een openbaring van Boven, die haar bemoedigde en
sterkte om de huwelijksstaat te aanvaarden.
Dit was niet de eigenlijke boodschap des engels, want deze zag ik
later te Nazareth plaats hebben178.
die, volgens de Misjna, bij de Joden van oudsher gebruikelijk waren,
bestaat er geen spoor van de belofte van zuiverheid.
Zolang men nog de Messias verwachtte, werd de huwelijksstaat met een
talrijk kroost gehouden voor de gezegendste en Gode welgevalligste
(cfr. Ps. 126; Deut. 7, 14).
Dit maakt het begrijpelijk waarom de priesters Maria’s verlangen niet
inwilligden. Nochtans ontbrak het ook in het Oude Testament niet aan
mensen, zoals de Essenen, die aan de maagdelijke staat de voorkeur
gaven.
178 Nota van Brentano. –
Het is opmerkenswaard dat men ook in het apokrief Proto-evangelie van
Jakobus leest dat Maria in het gezelschap van verscheidene andere
maagden uit de tempel naar Nazareth terugkeerde. Men had hun
spinwerk meegegeven.
Fascikel 3
316