background image
Om de halsopening uitgespreid kregen deze vier banen de vorm
van een kruis.
Het borst- en het rugstuk van dit (tweede) scapulier of
schouderkleed waren aan beide zijden van het bovenlichaam
onder de armen met gouden snoeren en kettinkjes naar elkander
getrokken en verbonden; hierdoor werd het bovenste deel van de
wijde lijfrok bijeengevat, ging het deel op de borst dicht tegen het
bovenlichaam aansluiten, en zette de gebloemde stof van de
lijfrok aan beide zijden onder de armen tussen de snoeren een
weinig op.
De wijde mouwen, waarop de schouderlappen van het scapulier
neerhingen, werden in het midden van de onder- en bovenarmen
door armbanden lichtjes om de arm gesloten. Deze armringen,
ongeveer twee vinger breed en met lettertekens versierd, hadden
omhooggebogen randen en deden de wijde mouwen, door ze te
Fascikel 3
326