background image
22. De HERE heeft mij tot aanzijn geroepen als het begin van zijn wegen, vóór zijn werken van
ouds af.
23. Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd, van den beginne, eer de aarde bestond.
24. Toen er nog geen oceaan was, ben ik geboren, toen er nog geen bronnen waren, rijk aan
water.
25. Eer de bergen omlaaggezonken waren, vóór de heuvelen ben ik geboren;
26. toen Hij het aardrijk en de velden nog niet had gemaakt, noch de eerste stofdeeltjes der
wereld.
27. Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar; toen Hij een kring trok op het oppervlak van de
oceaan,
28. toen Hij de wolken daarboven bevestigde, en de bronnen van de oceaan met kracht
opborrelden,
29. toen Hij aan de zee haar perk stelde, opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden,
en Hij de grondslagen der aarde bepaalde,
30. toen was ik een troetelkind bij Hem, ik was een en al verrukking dag aan dag, te allen tijde
mij verheugend voor zijn aangezicht,
31. mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk, en mijn vreugde was met de
mensenkinderen.
32. Nu dan, zonen, luistert naar mij, want welzalig zijn zij die mijn wegen bewaren.
33. Hoort naar de vermaning, dan wordt gij wijs, slaat haar niet in de wind.
34. Welzalig de mens die naar mij luistert, dag aan dag wachthoudende aan mijn deuren,
bewakende de posten van mijn poorten.
35. Want wie mij vindt, heeft het leven gevonden, hij heeft van de HERE welgevallen
verkregen.
36. Maar wie mij mist, doet zijn leven geweld aan; allen die mij haten, hebben de dood lief.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Wij slaan ze over, omdat men ze in de H. Schrift kan nazien, of in een 
missaal op een van Maria’s feesten, b.v. op 8 september of op 8 
december. 
Fascikel 3
358