background image
zich vrolijk over hem te willen maken wegens de nog zo jeugdige
leeftijd van Maria. Jozef was verlegen en voelde zich vernederd
tegenover Maria; hij vreesde dat zij mocht gaan denken dat men
hem in zijn geboorteplaats niet achtte.
112.
Zij trokken nu Bethlehem binnen, dat wijd uit elkaar gebouwd
was; de ingang bevond zich tussen vervallen muren en was als
een verwoeste poort244. Maria bleef aanstonds in het begin van de
straat bij de ezel staan; men zag vele mensen her- en derwaarts
lopen. Na enige tijd keerde Jozef tot Maria terug en zei dat in
deze straat geen verblijf te vinden was en dat zij dus dieper de
stad in moesten; hij leidde de ezel bij de toom en de H. Maagd
liep naast hem.
Aan het begin van de andere straat gekomen, bleef Maria weer bij
het lastdier staan; Jozef ging opnieuw van deur tot deur en
bedelde om een verblijfplaatsje, maar andermaal kwam hij
teleurgesteld bij Maria terug; dit herhaalde zich zo meerdere keren
en de H. Maagd moest dikwijls lang staan wachten: alles was
overal vol vreemdelingen; overal werd Jozef afgewezen, en na die
reeks mislukkingen liet hij Maria verstaan dat zij het misschien
best in een andere wijk aan de andere kant van Bethlehem zouden
beproeven: hier hoopte hij stellig een onderkomen te vinden.
Zij keerden nu een eindweegs terug in de richting waaruit zij
gekomen waren en wendden zich dan naar het zuiden.
Vreesachtig volgden zij nu een straat die meer op een landweg
geleek, want de huizen lagen er tegen heuvels aangebouwd, maar
ook hier was hun zoeken tevergeefs.
Aan deze andere zijde van de stad, waar de huizen reeds meer
verspreid lagen, kwamen zij op een dieper gelegen open plaats als
op een ruim plein; het was er eenzamer en minder druk; er stond
244 Bethlehem is een aloud versterkt stadje geweest; het was al versterkt ten
tijde van Rut (4, 1). Roboam herstelde de vestingswerken (II Par. 11, 6).
Fascikel 4
450