background image
Deze ruif was langwerpig, vierzijdig en tralievormig van
houtstaven vervaardigd, smaller van onder en breder van boven;
ze was op zulk een hoogte geplaatst dat de dieren gemakkelijk het
daarin gelegde gras en hooi met de muil konden vatten, en, om te
drinken, slechts hun kop te buigen hadden naar het water in de
trog op de bodem onder het latwerk van de ruif.
Richt men zich van de plaats der kribbe uit deze grot (of
zuidelijke verbreding) westwaarts weer in de hals of gang der
grot, dan komt men langs de zuidelijke wand eerst voorbij de
reeds vermelde gesloten, later door Jozef weer opengemaakte
zuidelijke ingang en daarna bereikt men de kamer van de H.
Jozef, die hij zich later aan de zuidzijde, door middel van licht
gevlochten schermen, in deze gang had afgezonderd. Aan
dezelfde zijde was in de wand een verdieping waarin hij allerlei
gerei en gereedschap wegborg als in een muurkast.
Fascikel 4
464