background image
De komst onder ons van de Emmanuel
Eerste Openbaringen
De geboorte van Christus.
117.
Vrijdag, 23 november. –
De zon stond reeds diep, toen de H. Familie de ingang van de grot
bereikte. De jonge, los meelopende ezelin, die bij het vaderlijk
huis van Jozef aanstonds om de stad heen naar hier vooruit was
gelopen, kwam hun dadelijk bij hun aankomst tegemoet; zij
sprong en huppelde speels om hen heen; dit viel de H. Maagd op
en zij zei tot Jozef: “Zie, het is gewis Gods wil dat wij hier onze
intrek nemen.”
Jozef was evenwel zeer bedroefd en in zijn hart voor Maria
verlegen, omdat hij haar zo dikwijls een goede ontvangst te
Bethlehem had voorgespiegeld en nu niets voor haar had
gevonden dan een eenzame grot. Hij plaatste het lastdier onder
het afdak vóór de ingang van de grot en bracht daar voor Maria
ook een rustplaats in gereedheid. Maria ging erop neerzitten en
hierop ontstak Jozef het licht. Vervolgens opende hij de deur die
uit licht vlechtwerk bestond en ging binnen.
De ingang van de grot was nauw253, doordat tegen de wanden vele
bossen stonden van een soort stro dat op biezen geleek en
waarover bruine matten hingen. Ook verder, achteraan, in de
gewelfde grotkamer stonden allerlei hinderende voorwerpen.
Jozef hield een opruiming en bracht zoveel naar buiten als nodig
was om voor de H. Maagd een gemakkelijke rustplaats in het
253 Even verder kent K. de gang een middelbare breedte toe, maar de
tegenspraak verdwijnt, als wij de reden van zijn smalheid nazien: doordat
bundels riet hem versmallen.
Waarschijnlijk om dezelfde reden noemt zij even verder de Melkgrot ruimer
dan de grot der kribbe of geboortegrot, wat op zichzelf niet juist schijnt.
Fascikel 5
474