background image
Hier beschreef zij een plaats als een heuvel die (aan drie zijden) van 
water omgeven was en een soort schiereiland vormde.  
Van een tempel stortte het hele dak naar beneden en rukte in zijn
val een prachtig afgodsbeeld van Jupiter mee; het stortte te pletter.
Geheel verslagen brachten de Romeinen nu offers, en vroegen aan
een ander afgodsbeeld – ik meen dat het Venus (misschien beter
Juno?) was – wat die ramp te betekenen had. Noodgedwongen
antwoordde de duivel door dit beeld: “Dit is geschied omdat een
maagd zonder man een zoon ontvangen en hem nu ter wereld
gebracht heeft.”
Dat beeld bracht ook de ontsprongen oliebron ter sprake.
Waar zij ontsprongen is, staat nu een kerk, de Moeder Gods
gewijd.
Ik zag nu de verschrikte afgodenpriesters de stadsannalen naslaan
en doorvorsen en ziehier wat zij vonden.
Het schiereiland is ten noorden, ten oosten en ten zuiden door de Tiberrivier
en ten westen door de muur van Aurelianus ingesloten. Het is een aparte
wijk met name Transtevere (= Transtiberis), d.i. over de Tiber.
Ten tijde van keizer Augustus was het een voorstad: regio transtiberina, met
vele villa’s. Aurelianus voegde de wijk bij de stad en omgaf ze ten westen
met een muur. De bevolking bestond grotendeels uit vreemdelingen en
vooral uit Joden. Dit duurde tot in de 16e eeuw, toen hun een andere wijk tot
woonplaats aangewezen werd. Nu wonen er meest volksmensen, die zich
nochtans door hun voornaamheid onderscheiden.
De wijk omvat een deel of de laatste hellingen van de Janiculumheuvel ten
westen. In de wijk staat de kerk van de H. Maria in Transtevere, ook H.
Maria van de oliebron genoemd, omdat ze gebouwd is op de plek, waar,
luidens een traditie, een oliebron ontsprong op het ogenblik van Jezus’
geboorte. Reeds in 499 is die kerk vermeld.
Fascikel 5
502