background image
Reis der H. Familie. – Zesde halte.
176.
Nadat de H. Familie over enige hoogten van de Olijfberg (en ook
in de melkgrot van Bethlehem) gekomen was, zag ik haar van hier
in de richting van Hebron gaan. Gekomen op ongeveer een uur
afstand van het woud Mambre (dat bij de grafspelonk van
Abraham was), nam zij haar intrek in een ruime spelonk in het
wilde ravijn van een berg of gebergte (Efraïm), waarop een stad
lag met een name die als Efraïm klonk; ik geloof dat dit reeds de
zesde halte op hun vluchtreis was.
(Voor Efraïm in deze passage, zie het kaartje van Hebron en 
omgeving met de uitleg, in ’t begin van fasc. 4).  
Ik zag de H. Familie hier zeer vermoeid, uitgeput en
terneergeslagen aankomen. Maria was zeer bedroefd en weende;
overal hadden zij gebrek aan, want hun vluchtreis ging langs
omwegen; zij vermeden alle steden en openbare herbergen; zij
rustten hier een hele dag uit en er gebeurden meerdere wonderen
tot hun verkwikking. Er ontstond een bron op Maria’s gebed in
de grot en een wilde geit die hier tot hen gelopen kwam, liet zich
melken; ook verscheen hun hier een engel die hen troostte.
Fascikel 7
741