background image
In deze spelonk had dikwijls een profeet gebeden; ook Samuel,
meen ik, hield zich hier enige malen op. David hoedde in deze
omgeving de schapen van zijn vader, bad hier en ontving er
bevelen om man tegen man tegen Goliat te gaan vechten372.
372 In deze aanvulling van de beschrijving van de vlucht naar Egypte vergat
de zienster melding te maken van deze halte, maar zij deed het
bovenstaande verhaal in haar dagelijkse mededelingen over Jezus’
openbaar leven, wanneer Jezus deze plaatsen bezocht; zij zag Hem met
enige leerlingen in deze grot vertoeven en hoorde Hem spreken over de
genaden in deze plaats bewezen en in het algemeen over de bezwaren aan
de vlucht naar Egypte verbonden.
Jezus zegende deze grot, als wijdde Hij bij voorbaat de kerk in, die
eens, naar Hij voorzegde, boven deze grot gebouwd zou worden.
Nog zegde zij over die plaats: “Deze grot, door de H. Familie op haar vlucht
bezocht, werd later de rustplaats van Maria genoemd en bezocht door de
pelgrims, zonder dat men nauwkeurig wist wat op deze plaats geschied was;
later woonde op deze plaats slechts gemeen volk.”
(Zie in het verder verhaal fasc. 11, geheel nr. 311, 9 oktober 1821).
Brentano, van wie deze nota is, vervolgt: “Zij beschreef ook zeer nauwkeurig
de ligging van die plaats, zodat de schrijver ze lange tijd daarna in een
reisverhaal terugkende; hij was nl. niet weinig verrast, toen hij in ‘De reis
naar Jeruzalem’ van de franciscaan Antonius Gonzalez (Antw. 1679, I, 556)
las dat deze pelgrim een klein uur van Hebron, in de richting van Bethlehem,
links van de weg in een dorp was gegaan, dat het dorp van Maria genoemd
werd, omdat zij op haar vlucht naar Egypte daar stilgehouden en gerust had;
het ligt op een hoogte, voegt hij er aan toe; er stond nog een kerk met drie
beuken en drie ingangen. Op de muur stelde een tafereel de vlucht voor:
Maria met het Kind op de ezel, die door Jozef geleid wordt.
Aan de voet van de heuvel waarop het dorp gelegen was en de kerk stond,
was een schone bron, de Mariabron geheten.”
Een ander pelgrim, Arvieux, zegt eveneens in zijn reisbeschrijving: ”Tussen
Hebron en Bethlehem bezochten wij het dorp van de H. Maagd, waar men
zegt dat zij gerust heeft op haar vlucht naar Egypte.” (Herinneringen, II.
Leipzig, 1783).
***
Aan deze nota van Brentano moeten wij toevoegen. – K. noemt het
gebergte, op wiens voet het dorp ligt: Efraïm = Efron.
Het ligt voor de hand dat dit gebergte, dat zich meer dan een uur westwaarts
in de richting van Hebron uitstrekt, zijn naam ontleend heeft aan de
Fascikel 7
742