background image
Hij was ongelooflijk vertrouwelijk met de dieren, vooral met de
vogels; deze kwamen tot hem gevlogen en streken neer op zijn
schouders; hij praatte ermee en ze schenen hem te verstaan en
waren als boden van hem; hij wandelde langs de beken en ging
niet minder vertrouwelijk om met de vissen; ze kwamen in zijn
richting, wanneer hij hen riep; ze zwommen achter hem aan,
wanneer hij op de oever langs het water ging; hij was zo
vertrouwd met de dieren, dat zij hem dienden en waarschuwden;
zij leidden hem naar hun nesten en holen en hij vluchtte met hen
in hun schuilhoeken, wanneer mensen naderden.
Joannes voedde zich met vruchten, bessen, wortelen en kruiden.
Nooit moest hij er lang naar zoeken, want of hijzelf wist ze staan
of de dieren toonden ze hem aan393.
Ik zag hoe hij zich nu ver van zijn woonplaats verwijderde,
wellicht wegens dreigend gevaar; hij trok van tijd tot tijd een eind
dieper de woestijn in, doch weldra hield hij zich weer nader bij
zijn woonplaats op; hij had ook een paar keren een ontmoeting
met zijn ouders, die een onweerstaanbaar verlangen naar hem
393 Dieren toonden hem die aan. – Sommige ondergrondse knollen, zoals
truffels, die een soort paddenstoelen zijn en die men onder bomen, vooral
onder eiken vindt, worden opgespoord met behulp van dieren, varkens en
honden die er zeer verlekkerd op zijn en die rieken.
Hier is dus strikt genomen geen wonder in te zien.
Voedzaam zijn allerlei boswortels, zoals die van de jeneverboom of struik,
de ondergrondse verlenging van de stengel van een soort distel, gelijkend
op de asperge, in het Arabisch akoel genaamd, enz.
De Arabieren die De Géramb op zijn tocht naar de Dode Zee vergezelden,
rukten van honger terzijde van de weg met veel moeite wilde wortelen uit de
grond, wanneer zij voorbij sommige struiken reden, en verorberden die met
veel lust (II, 21).
Delancker zag hetzelfde van een bedoeïenenvrouw (194).
“In tijden van grote schaarste gaan vele mensen wilde kruiden trekken.”
(De Gryse, II, 180).
Met zulk voedsel en met ‘sprinkhanen en wilde honing’ (Mt. 3, 4) leefde
Joannes reeds als kind in de woestijn.
Fascikel 7
785