background image
I. De oostelijke heuvelketen van zuid naar noord
bezichtigd.
De heuvels Ofel, de Tempelberg en Bezeta.
In de oostketen onderscheidt men van zuid naar noord de heuvels
Ofel, de Tempelberg en Bezeta; de laatste naam betekent ‘Nieuwe
Wijk’.
1) Ofel.
De heuvel Ofel stijgt vanaf de zuidpunt met zijn niveau van 655
m geleidelijk met een aantal terrassen omhoog tot tegen de
grondmuren van het Tempelplein, waar hij een vrij ruime
hoogvlakte vormt met een niveau van 720 m.
In zijn geheel vormt de heuvel een driehoek met de punt in het
zuiden en de kortste zijde in het noorden. Op die kleine heuvel
Ofel was het oorspronkelijke, door David veroverde Jeruzalem
gelegen, de beginkern der latere uitgebreide stad. Die heuvel
droeg ook de naam stad van David.
Van zuid naar noord is zijn lengte 600 m en zijn gemiddelde
breedte 100 m. De oostelijke lange zijde daalt tamelijk steil naar
de Kedronvallei af, de westelijke naar de Siloë-vallei, thans veel
minder diep dan ten tijde van Jezus, want ze is in deze omgeving
bijna 20 m opgevuld. In Jezus’ tijd was de heuvel niet alleen ten
oosten omgeven door de buitenste stadsmuur, maar hij had nog
zijn oude W-muur, een binnenmuur geworden, bewaard.
De oostmuur eindigde aanvankelijk waar nu zich de zuidoosthoek
van het Tempelplein bevindt. Later boog hij naar het oosten uit,
vervolgde zijn loop naar het noorden, parallel met de
Tempelpleinmuur en liet tussen deze en zich (= de oostmuur zelf)
een smalle ruimte voor een stadswijk; ook had die muur meerdere
poorten, ondermeer de Waterpoort (Neh. 3, 26), waardoor men de
gevangen genomen Jezus de stad binnenbracht; ze lag ongeveer
Fascikel 8
11