background image
Zoals de loop der rivieren het aantoont, helt de bodem in
noordwestelijke richting af (zie hoekkaartje beneden op grote
kaart 1). Het Zuidland wordt ten oosten begrensd door de Araba,
waar het op sommige plaatsen 600 m boven de vallei uitsteekt of
oprijst. In het gebergte Akrabatene nabij de Dode Zee bereikt een
top 563 m, stijgt dus 800 m boven de vallei uit.
Van deze top westwaarts gaande, krijgt men 494 m te Kornoeb en
215 m te Khalasah.
De volgende beschrijving geldt voor het Zuidland vanaf Bersabee
tot de zuidgrens bij Aïn Kadis en Qaseimeh:
“Het land is een overgang tussen de grote, eenzame, dorre en
echte zandwoestijn Badiët et-Tih, en het vruchtbaarder, meer
bewoonde land tussen Hebron en Bersabee; dat land is middelbaar
hoog; het bevat een bergstreek tussen de kustvlakten in het
noordwesten en de bergachtige, steile hellingen naar de Araba in
het oosten.
De bergstreek bestaat in een aantal minder aanzienlijke
heuvelketens, verward en ordeloos over de onmetelijke vlakte
verspreid en van elkaar gescheiden door vlakten en talloze, soms
brede valleien, die het binnenland in alle richtingen doorsnijden.
Deze wadi’s verenigen zich en vormen na hun samenloop
- de rivieren Ghazzeh, die in de Middellandse Zee,
- de Abiad, die in de el-Arisjrivier, en
- de Fiqreh, die in de Dode Zee uitmonden, enz.
Deze rivieren delen geen vruchtbaarheid aan het land mee; ze
hebben alleen water in het regenseizoen.
In de eerste eeuwen na Christus vond men er nochtans cultuur en
leven, enige plantengroei, hier en daar bebouwde akkers en
voeder voor de kudden.
Op weiland met hooggras volgen steenachtige vlakten zonder het
minste grassprietje. In de valleien bestonden ook
volksagglomeraties. In het Byzantijns tijdperk ontstonden er
Fascikel 8
105