background image
ten oosten van Akko of St. Jean d’Acre en loopt 4 uren ver naar
het oosten. Haar breedte verschilt van 300 m tot 700 m; ze vormt
een natuurlijke grens tussen Opper-Galilea met zijn hoge bergen
in het noorden en Beneden-Galilea met zijn heuvelen in het
zuiden; ze dient ook tot verbindingsweg tussen het binnenland en
de zee; ze is zeer vruchtbaar, beplant met eeuwenoude
olijfbomen, met koren, doera, katoenbomen en -struiken en
vlasdotter of sesam (een olieplant); het gemiddelde niveau is 25 m
boven de zeespiegel.
2) De vlakte van Asochis of vlakte van Zabulon (= Sahel)
Twee en drie uren meer zuidwaarts lopen van oost naar west twee
prachtige valleien, die zich in hun loop naar het westen aan het
westelijk einde van het gebergte Toeran verenigen.
Door oude, profane schrijvers wordt de noordelijkste vallei en ook
beide samen na hun vereniging vlakte van Asochis of ook van
Zabulon genoemd; nu draagt ze de Arabische naam Sahel (=
vlakte) el-Battauf.
De Israëli’s noemen ze Biqa Beit Nettofa, wat hetzelfde is en ook
betekent; de noordelijke is de belangrijkste.
In haar oostdeel is (of was onder de Arabieren) deze moerassig,
maar toch overal vruchtbaar; ze is 15 km lang en nagenoeg 1 uur
breed; haar gemiddeld niveau is 150 m.
Ze is aan haar noord- en oost- en zuidkant door bergen ingesloten
en bezit meerdere bronnen; het plan bestaat (of heeft bestaan) om
ze tot een waterreservoir af te dammen (Guide bleu, 204).
De bergen die deze vlakte in het noorden beheersen bereiken een
hoogte van 400 à 500 m; het gebergte Toeran dat ze in het zuiden
beheerst, bereikt een hoogtepunt van 541 m.
3) De vlakte er-Roemmaneh (naar de wadi er-Roemmaneh)
Ten zuiden van de dj. Toeran loopt van oost naar west de andere
vallei, die de speciale naam wadi er-Roemmaneh draagt; ook deze
Fascikel 8
107