background image
Afwijzing van rijke jonge pedanten. –
Beschaming van geleerden.
239.
18 september. –
Gisteren, de 17e september ‘s avonds, zag ik Jezus te Nazareth in
het huis van een Farizeeër overnachten. Bij zijn vijf gezellen
hadden zich nog vier andere gevoegd, ook verwanten en vrienden
der H. Familie. Ik meen dat er nog één der drie zonen van de drie
weduwen onder hen was, en ook nog één van Bethlehem, die tot
de ontdekking gekomen was dat hij van Rut afstamde, die in
Bethlehem met Booz was gehuwd. (Geslachtsregisters: fasc. 3,
nr. 79, voetnoot 181). Jezus nam hen zonder moeite tot leerlingen
aan.
Maar er waren te Nazareth een paar rijke families met drie zonen,
die in hun jeugd met Jezus omgegaan hadden en nu door hun
geleerdheid voorname personen waren. De ouders die van Jezus’
schriftuurverklaringen getuige geweest waren en die ook anderen
met ophef over zijn wijsheid hadden horen spreken, besloten dat
hun zonen heden nog eens een staaltje zijner Wijsheid zouden
gaan beluisteren, en dan zouden zij tot een vergelijk trachten te
komen; zij zouden Hem geld bieden om Hem op zijn reizen te
mogen vergezellen en zich zijn wetenschap eigen te mogen
maken (cfr. fasc. 7, nr. 200, voetnoot 424). Die mensen liepen
hoog met hun zonen op en meenden dat Jezus wel hun hofmeester
kon worden. Die zonen kwamen heden in de synagoge en door de
zorgen van de Farizeeën en van die rijke ouders, kwam er ook
alles wat in Nazareth door geleerdheid uitblonk. Zij namen zich
voor de geleerdheid van Jezus nu eens grondig en in alle vakken
op de korrel te nemen. Er was ondermeer een rechtsgeleerde in
de school en ook een geneesheer, een statige brede man met lange
baard, een gordel om het lijf en een beroepskenteken op de
schouder van zijn kleed.
Fascikel 9
117