background image
De stille Maria zag gestadig naar omhoog en beschreef hemelse
werkelijkheden, die zij scheen te aanschouwen. Jezus sprak
eveneens op die wijze, en wel over en tot zijn hemelse
Vader; zij zag Jezus nooit aan. Slechts nu en dan was zij onder
het spreken half ter zijde naar Hem gewend; hun afwisselend
spreken was meer een gebed, een lofzang, een beschouwing, een
mondelinge beschrijving van geheimenissen dan een gesprek.
Maria scheen niet te weten dat zij leefde; haar geest zweefde in
een andere wereld en op aarde handelde haar lichaam in harmonie
met haar ziel.
Ik herinner me nog uit haar woorden dat zij met ten hemel
geslagen ogen over de menswording van Christus sprak, als zag
zij het hele gebeuren in de H. Drie-eenheid plaats hebben. Ik kan
haar kinderlijke en toch ernstige woorden niet letterlijk herhalen.
Zij zei alsof zij het zag: “De Vader zegt tot de Zoon dat Hij tot de
mensen op aarde moet nederdalen en dat de Maagd Hem moet
ontvangen.” En hierop beschreef zij de vreugde van alle engelen
over dit raadsbesluit van God (cfr. fasc. 1, nr. 29, intermezzo en
fasc. 2, nr. 43, voetnoot 93), en hoe Gabriël daarop tot een Maagd
neergezonden werd. Alle engelenkoren in ogenschouw nemend –
want ja, alle koren waren mee nedergedaald – richtte zij,
naargelang ze voorbijtrokken, het woord tot allen, juist gelijk een
kind dat een voorbijgaande processie aanspreekt, haar schoonheid
bewondert, vol lof is voor de ijver en de godsvrucht van elke
deelnemer in het bijzonder.
Daarna beschouwde zij de H. Maagd in haar kamer en sprak haar
toe en drukte de wens uit dat zij met het voorstel van de Engel
mocht instemmen; zij zag de Engel aankomen en aan Maria de
Heer verkondigen, en beschreef dit alles, terwijl zij in de verte
vóór zich uit staarde, als was zij toeschouwster en als uitte zij
luidop haar gedachten.
Dan vertoefde zij in overdenking bij de gedachte, die zij ook
kinderlijk onbevangen uitsprak, dat de H. Maagd zich bezonnen
had alvorens haar antwoord en toestemming te geven en tot haar
Fascikel 10
161