background image
Toen Joannes door Betsaïda, door Kafarnaüm en Nazareth kwam,
zag de H. Maagd hem niet; sedert Jozefs dood kwam zij weinig
uit haar huis, doch mannen uit haar verwantschap hoorden zijn
vermaningen en vergezelden hem ook wel een eindweegs.
Drie maanden vóór de doop trok Joannes tweemaal door het land
(cfr. Lk. 3, 3), om Degene aan te kondigen die na Hem moest
komen; zijn tocht was gekenmerkt door buitengewone kracht, zijn
gang door een onvermoeide stap, die snel was zonder overhaastig
te zijn; het was geen zacht wandelen, gelijk (meestal) de gang van
de Zaligmaker. Waar hij niets te doen had, zag ik hem ook wel
lopen van veld tot veld; hij gaat in de huizen, in de scholen en
synagogen om te vermanen, te prediken; hij verzamelt het volk
ook op pleinen en straten rondom zich; ik zag dat priesters en
overheden hem hier en daar aanhielden, ter verantwoording
riepen, doch verrast en vol verbazing hem weer op vrije voeten
stelden.
Ik begreep dat de uitdrukking ‘den Heer de wegen bereiden’ niet
louter zinnebeeldig te verstaan is, want ik zag hem zijn zending
met het bereiden van wegen beginnen; en ik zag hem door alle
wegen en plaatsen trekken, waarlangs later ook Jezus met zijn
leerlingen gekomen is; hij ruimde hier en daar struiken en stenen
uit de wegen en baande paden; hij legde brugjes over beken,
reinigde hun bedding, groef doopvijvers met hun waterbekken,
maakte zitplaatsen, rustbanken en lommerhutjes. Ik heb hem
plaatsen zien bereiden, waar de Heer later gerust, gepredikt,
geheeld heeft.
Door al deze werkzaamheden trok Joannes, de ernstige,
eenvoudige en eenzame man in zijn ruwe kleding en ongewoon
voorkomen de aandacht van de landmensen op zich en wekte de
verwondering van hutbewoners waar hij binnentrad om
gereedschappen voor zijn werk te lenen en ook wel om de
bewoners te verzoeken met hem mee te komen werken.
Overal was hij aanstonds door nieuwsgierigen omringd; hij
vermaande hen vrijmoedig en ernstig tot boetvaardigheid, terwijl
Fascikel 10
184