background image
had, (namelijk in het koningsdal waar Salomon later zijn tuinen
had, bij de samenloop van de Kedron- en de Geënnomvallei; zie
grote kaart 3).
Melchisedek bouwde dit kasteel te Ennon, alvorens in Jeruzalem
te bouwen.
Een visioen over de waterdoop en de bloeddoop op de
Kalvarieberg ben ik vergeten.
Melchisedek zag er uit als een jonge man van 25 jaren.
Ik heb hem in de meest verschillende tijden, doch nooit ouder
gezien; zijn voorkomen geleek minder aan dit van mensen, dan
het voorkomen van Jezus. (Volgens K. was hij immers een
engel). Hij droeg nooit een hoofdbedekking; zijn blonde haren
waren achter de oren gestreken; waar hij kwam, was hij als de
meester van de plaats. Hij was dikwijls afwezig en dan scheen hij
mij ergens elders dan op aarde te zijn, hetzij in het paradijs, hetzij
in een ander gelukzalig verblijf. Dikwijls zag ik hem alleen op
zijn weg en andere malen met mensen die beladen dieren
meeleidden. Zijns gelijken, zoals bloedverwanten of priesters,
heb ik nooit bij hem gezien. Waar hij werkte en bouwde, was het
als legde hij daar de grondsteen van een toekomstige genade, als
vestigde hij de aandacht op een plaats, als begon hij iets dat in de
toekomst voltooid moest worden; ik ben daar nooit dieper op
ingegaan, ik neem het zoals het komt78.
78 Onze zienster beweert onveranderlijk dat Melchisedek een engel is, en
ook een priesterlijke engel. Geen geleerde in de exegese zal dit wel
aanvaarden, ofschoon zij toegeven dat er veel door verklaard zou worden,
indien het zo was. Voor hen, evenals voor Hiëronymus, is Melchisedek een
kanaänietische priesterkoning. Maar de voorstelling van K. is wel veel
redelijker en verhevener.
Christus is priester volgens de orde van Melchisedek (Ps. 110). Is
Melchisedek een engel, dan krijgt dit woord een veel dieper betekenis; zijn
priesterschap is van een hemelse oorsprong, komt uit dezelfde bron als het
priesterschap van Melchisedek; het ontleent niet zijn kracht en gezag aan
het priesterschap van Aäron en nog minder aan dat van een kanaänietische
koning, koning van een verworpen volk, bestemd om uitgeroeid te worden.
Fascikel 10
189