background image
De stenen die men aan land gedragen had, waren ten tijde van
Joannes niet meer zichtbaar86.
86 Alle bijzonderheden door K. over de doortocht vermeld, vindt men terug in
het boek Josuë, 3 en 4.
De Jordaan was aangezwollen, buiten zijn oevers getreden; dit was het
gevolg van de winterregens en het smelten van de sneeuw op de Hermon;
het was lente, de 10e Nisan.
Bij K. leest men dat de Jordaan ophield te stromen, zodra de priesters de
voeten van de Ark in het water zetten, maar dit zal een fout zijn bij de druk of
herdruk; men leze, zoals in de H. Schrift, “zodra de priesters hun voeten in
het water zetten.”
Bij de schets hierboven tekenen wij
n:
aa
de stenen uit de rijen 1 en 6 werden
aan land gedragen en op Gilgals grondgebied neergelegd of opgericht met
de spits in de hoogte, ter plaats waar later het dorp Ono ontstond.
De overige stenen bleven in de Jordaan, maar eer de levieten de bedding
verlieten, keerden zij de stenen uit de rijen 2 en 5 om met hun punt omhoog.
Deze en de vierkante stenen kwamen vóór Jezus’ doop met het eilandje
omhoog.
Afgezien van de bijzonderheid over het eilandje, zijn dit Bijbelse gegevens,
die echter daar niet zo duidelijk zijn. Immers, na het wegdragen van de 12
stenen (de buitenste) verhaald te hebben, vervolgt de Bijbel: “Tevens
PLAATSTE (zo vertaalt men) Josuë 12 stenen midden in de Jordaan, waar
de voeten van de priesters die de Ark droegen, gerust hadden; ze zijn daar
nog tot op de dag van heden.”
Dit is de exegeten een raadsel: waarom 12 stenen uit de Jordaan nemen en
er 12 terugbrengen, leggen of plaatsen? Zulke vertaling is eigenlijk onjuist;
men vertaalt zo, omdat men niet weet hoe de zaak ineenzit.
De juiste vertaling moet zijn: “Josuë richtte de 12 stenen op”; ‘erexit’ is de
letterlijke vertaling.
Volgens K.’s verklaring wordt bedoeld dat Josuë de stenen omkeerde met
hun spits omhoog, opdat ze een gedachtenis zouden zijn voor het
nageslacht.
Fascikel 10
223