background image
Zee gegaan te zijn, zo lang in de woestijn
rondgedwaald hadden ter oorzake van hun zonden.
Daarna waren zij door de Jordaan getrokken en
hadden het Beloofde Land ontvangen: nu was het de
tijd waarin dit werkelijk geschiedde door de doop in
de Jordaan.
Toen was het maar een voorafbeelding geweest; nu
moesten zij getrouw zijn, (na hun doop) volharden
in het onderhouden van Gods geboden en zij zouden
bezitters worden van het ware Beloofde Land, de stad
van God. Onder deze stad verstond Hij geestelijker
wijze het hemelse Jeruzalem.
Zij dachten steeds aan een aardse rijk en aan de bevrijding van het
juk der Romeinen.
Hij sprak van de Verbondsark en de strengheid van
de Oude Wet: wie de Verbondsark naderde en zich
verstoutte die aan te raken, werd gedood (cfr. II Sam. 6,
1-11).
Maar nu was de Wet vervuld en de genade Gods
gekomen in de Zoon des Mensen; Hij zei ook dat het
nu de tijd was, waarin Tobias door de engel in het
Beloofde Land teruggeleid werd, hij die, getrouw aan
Gods geboden, zo lang in de gevangenschap had
gezucht.
Hij sprak ook van Judit, de weduwe, die de dronken
Assyriƫr Holofernes de kop afgehouwen en het
bedreigde Betuel (Betuliƫ) bevrijd had.
Nu zou de Maagd, die van eeuwigheid geweest is,
groeien, zich uitbreiden en groot worden: vele trotse
koppen, die Betuel benauwden, verdrukten en
vervolgden, zouden door haar afgeslagen worden;
Fascikel 11
250