background image
Hier was het ook dat Abraham en Jakob eens geofferd hadden
(Gen. 11; 33, 20).
Ook Esaü was eens naar hier geweken, nadat hij het met Jakob
nopens de zegen oneens geworden was. Isaäk woonde toen bij
Sikar (= Sikem).
De man die door Jezus hier bezocht werd, heet Jaïrus; hij behoort
tot dat soort van Essenen die trouwen; hij had een vrouw en
verscheidene kinderen; zijn beide zonen heten Ammon en Kaleb.
Hij had ook een dochter die later door Jezus genezen (van de dood
opgewekt) werd, doch hij is niet de Jaïrus uit het evangelie. Hij is
een nakomeling van de Esseen Chariot, die de kloosters bij
Bethlehem en te Mizpa gesticht heeft (cfr. nr. 312).
Deze man wist veel over de verwanten en over de jeugd van
Jezus; Hij trok met zijn zonen Jezus tegemoet en verwelkomde
Hem zeer ootmoedig. Dankzij zijn liefdadigheid was hij als de
hoofdman van dit geminachte dorp; hij droeg zorg voor de armen
en trok zich de kinderen en onwetenden aan; hij onderwees ze op
bepaalde dagen; er was hier immers school noch priester; hij
verpleegde ook de zieken; Jezus at en herbergde in zijn huis.
Volgens zijn gewoonte sprak Jezus hier over de doop van
Joannes als over een doop van boetvaardigheid, ter
voorbereiding; ook over de nabijheid van het Rijk
Gods, en meer andere verwante onderwerpen. Hij ging
met Jaïrus de zieken bezoeken; Hij troostte hen zonder
iemand te willen genezen, doch Hij beloofde over vier
maanden terug te keren en hun dan de gezondheid
terug te geven. In zijn leerrede maakte Hij gewag
b)
ofwel een boom waaronder de leviet zijn dodelijk verkrachte vrouw in
stukken verdeelde om deze naar de verschillende stammen te zenden
en ze zo tegen de stam Benjamin op te hitsen. Deze boom
overschaduwt in geen geval de plaats van de misdaad tegen de vrouw
gepleegd; ze geschiedde te Gibat-Saül, dezelfde stad als Gibat-Amma
(fasc. 10, nr. 250, voetnoot 67; Recht. 19).
Fascikel 11
322