background image
van de gebeurtenis die hier had plaatsgehad. Hij
vergeleek het woeden van Esaü tegen zijn broeder met
de minachting waarmee schijnheiligen dit dorp
bejegenden. Zo handelde de Hemelse Barmhartige
Vader niet, want de tegenwoordige vervulling der
Belofte zou ten goede komen aan allen die geloofden
in de Messias die Hij gezonden had, aan allen die
zich lieten dopen en boetvaardigheid deden;
Hij zei ook dat de boetvaardigheid de gevolgen van
de boze handelingen onderbreekt. (Herhaaldelijk komt
in Jezus’ leer deze gedachte terug. Zie b.v. nr. 310, bijna
beneden).
‘s Avonds begon Jezus de reis naar Betanië; Hij was vergezeld
van de leerlingen en van Jaïrus en diens zonen; deze laatsten
gingen wel de helft van de weg mee111.
111 Fasaël = dorp Baseileh. – Het geminachte dorp van de Esseen Jaïrus
zal K. later Fasaël noemen; het werd door Herodes gebouwd, door hem met
gemeen gepeupel bevolkt en was daarom veracht.
De Palestinologen vereenzelvigen het met de ruïne Fasaël, 20 km ten
noorden van Jericho. De opgaven echter van K. brengen ons op verre na
niet zo zuidelijk en haar afstandsopgaven zijn onveranderlijk dezelfde: een
paar uren ten noordoosten van Aroema. Een oplossing is onmogelijk.
Op grote kaart 1 stellen wij daarom met een vraagteken twee dorpen voor.
Ten gunste van het verste dorp Baseileh is aan te voeren dat deze moderne
naam zeer op Fasaël gelijkt, daar ‘B’ en ‘F’ verwante medeklinkers zijn.
“Het geminachte dorp Fasaël, gebouwd door Herodes.”
Verder redenerend kunnen wij aan die nota het volgende nog toevoegen.
Uit de geschiedenis kunnen we wellicht de betekenis van de naam Baseileh
afleiden en onze vereenzelviging van Fasaïl met Baseileh er door
versterken. Fasaïl of Fasaël werd na Herodes’ dood eigendom van zijn
zuster Salome en deze vermaakte het op haar beurt aan keizerin Livia,
gemalin van keizer Augustus en deze weerom aan haar zoon Tiberius.
Naderhand bleef het nog eeuwen lang privé-bezit van de Romeinse en
Byzantijnse keizerlijke families (Encycl. judaïca, Jérusalem 1971, bij ‘t woord
Phasaëlis).
Fascikel 11
323