background image
9 december. –
Ik zag Jezus, vergezeld van Andreas, Saturninus, van veel volk en
Joannes-leerlingen, naar de doopvijver trekken, ongeveer een uur
ten noorden van Betabara aan de Jordaan en tegenover het gewest
of hoogveld Gilgal gelegen. Joannes had daar een korte tijd
gedoopt, voordat hij de algemene doopplaats dichter bij Jericho in
gebruik had genomen; de leerlingen hadden die doopplaats weer
in orde gebracht; de vijver was er niet zo ruim als die van Joannes
bij Jericho; hij had een verheven rand met een kleine inlopende
landtong, waarop de doopbedienaar stond; deze rand was door een
kanaal of kleine gracht omgeven, waaruit het water in de vijver
gelaten kon worden.
352.
Er zijn nu hier (in de vallei van de Beneden-Jordaan) niet ver van
elkaar drie doopvijvers, nl.
-
één boven (ten noorden van) Betabara,
-
dan Jezus’ doopvijver op het te voorschijn gekomen
Jordaaneiland en
-
de algemene doopvijver van Joannes (bij Jericho).
Bij de eerste (de nieuw ingerichte of derde) vijver aangekomen
goot Jezus er een deel in van het doopwater uit de vijver op het
eiland, waarin Hij gedoopt was. Andreas had dit meegebracht in
een waterzak; daarna zegende Hij de vijver.
Allen die er de doop ontvingen, werden op een onverklaarbare
wijze ontroerd en bewogen.
Andreas en Saturninus doopten; er had geen indompeling plaats;
de dopelingen traden naast de rand in het water; men legde de
handen op hun schouders en de doopbedienaar schepte driemaal
met de hand water op hen en doopte hen in de naam van de
Vader en de Zoon en de H. Geest.
Fascikel 12
387