background image
Heden verliet Jezus met Andreas, Saturninus, Obed en enige
Joannes-leerlingen het vissershuis bij Tarichea en vertrok naar
Kafarnaüm; zij volgden de weg naast het Meer, gingen ten oosten
van Magdalum, kwamen door het dal vóór Kafarnaüm (vlakte van
Gennezaret) en lieten Betsaïda rechts (kaart 4 of fasc. 9, nrs. 205
en 209); zij gingen in kleine groepen verdeeld.
Andreas ontmoette op deze weg zijn stiefbroeder Jonatan en ook
Filippus, die hem op zijn schrijven, geloof ik, tegemoet gekomen
waren; zij spraken echter Jezus op deze weg nog niet aan, zij
bleven bij Andreas, achter of vóór Jezus, dit weet ik niet meer
duidelijk.
Ik hoorde Andreas zeer vurig tot hen spreken en hun alles
vertellen wat hij van Jezus gezien had. “Dus, besloot Andreas, is
Hij waarachtig de Messias. Indien gij Hem wilt volgen, hoeft gij
Hem dit zelfs niet te vragen; wanneer gij bij Hem komt, hebt gij
maar goed op alles acht te geven! Indien gij het oprecht verlangt,
zal Hijzelf u met een wenk, met een woord aanvaarden!”
371.
De H. Vrouwen en Maria waren niet te Kafarnaüm doch in
Maria’s woning in het dal vóór Kafarnaüm naar het Meer toe, en
daar hielden zij het feest. Maar de zonen van Maria van Kleofas,
ook Jakobus de Meerdere en Joannes zijn broer, en Petrus waren
daar reeds van Gennabris aangekomen, alsook de zonen van de
drie weduwen en andere toekomstige leerlingen.
Chased (Natanael), Tomas, Bartolomeüs en Matteüs waren daar
niet.
Daarenboven waren er veel andere mannelijke verwanten en
vrienden der H. Familie, die allen op de bruiloft van Kana
uitgenodigd waren, doch hier de sabbat (29 december) wilden
vieren, omdat zij (door Andreas’ schrijven) Jezus’ aankomst
vernomen hadden.
Fascikel 12
421