background image
9. Indien de HERE der heerscharen ons niet enige weinige ontkomenen had overgelaten, waren
wij als Sodom geworden, aan Gomorra gelijk.
Bekering beter dan offers
10. Hoort het woord des HEREN, bestuurders van Sodom; neigt uw oor tot de onderwijzing van
onze God, volk van Gomorra.
11. Waartoe dient Mij de menigte uwer slachtoffers? zegt de HERE; oververzadigd ben Ik van
de brandoffers van rammen en het vet van mestkalveren, en aan het bloed van stieren,
schapen en bokken heb Ik geen welgevallen.
12. Wanneer gij komt om voor mijn aangezicht te verschijnen – wie heeft dit van u verlangd
mijn voorhoven plat te treden?
13. Gaat niet voort met huichelachtige offers te brengen – gruwelijk reukwerk is het Mij;
nieuwe maan en sabbat, het bijeenroepen der samenkomsten – Ik verdraag het niet: onrecht
met feestelijke vergadering.
14. Uw nieuwemaansdagen en uw feesten haat Ik met heel mijn ziel, zij zijn Mij een last. Ik ben
moede ze te dragen.
150 Wanneer gij uw handen uitbreidt, verberg Ik mijn ogen voor u; zelfs wanneer gij het gebed
vermenigvuldigt, hoor Ik niet; uw handen zijn vol bloed.
16. Wast u, reinigt u, doet uw boze daden uit mijn ogen weg; houdt op kwaad te doen;
17. leert goed te doen, tracht naar recht, houdt de geweldenaar in toom, doet recht aan de
wees, verdedigt de rechtszaak der weduwe.
18. Komt toch en laat ons tezamen richten, zegt de HERE; al waren uw zonden als scharlaken,
zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte
wol.
19. Als gij gewillig zijt en luistert, zult gij het goede des lands eten;
20. maar als gij weigert en weerspannig zijt, zult gij door het zwaard worden verteerd, want de
mond des HEREN heeft het gesproken.
Het gericht over Jeruzalem
21. Hoe is de getrouwe veste tot een ontuchtige geworden, zij die vervuld was van recht, en
waarin gerechtigheid overnachtte, en nu – enkel moordenaars!
22. Uw zilver is met onzuivere bestanddelen vermengd, uw edele wijn is met water vervalst.
23. Uw vorsten zijn opstandelingen en metgezellen der dieven; ieder van hen is belust op
geschenken en jaagt beloningen na; aan de wees doen zij geen recht en de rechtszaak der
weduwe vindt bij hen geen gehoor.
24. Daarom luidt het woord van de Here, de HERE der heerscharen, de Machtige Israëls: Wee,
Ik zal wraak oefenen aan mijn tegenstanders en Ik wil Mij wreken op mijn vijanden;
25. Ik wil mijn hand tegen u keren en Ik zal uw slakken als met loog uitzuiveren en al uw
looddelen verwijderen;
26. uw rechters zal Ik weer maken als weleer en uw raadsheren als in den beginne. Daarna zal
men u noemen: stad der gerechtigheid, getrouwe veste.
27. Sion zal door recht verlost worden, en wie daaruit zich bekeren, door gerechtigheid;
28. maar er zal verplettering zijn van de overtreders en de zondaars tezamen, en wie de HERE
verlaten, zullen vergaan.
29. Want gij zult beschaamd worden over de terebinten die gij hebt begeerd, en gij zult
schaamrood worden over de tuinen die gij verkoren hebt.
30. Want gij zult worden als een terebint waarvan het loof afvalt, en als een tuin die geen water
heeft.
31. En de sterke zal tot afval van vlas worden en zijn werk tot een vonk, en zij zullen beide
tezamen verbranden, zonder dat er iemand blust.
Uit: NBG-vertaling 1951
Fascikel 15
871