background image
“De tijd is nu gekomen, verklaarde Jezus, waarvan de
profeet zegt dat God de muren van Sion altijd onder
de ogen en voor de geest heeft.” (Jes. 49, 16).
“Het is nu de tijd dat de verwoesters de vlucht moeten
nemen en de bouwlieden toesnellen” (om zijn Kerk te
bouwen, nl. zijn apostelen en leerlingen moesten zich
om Hem verzamelen en met Hem meewerken) (Jes. 49,
17).
“De Heer zal velen bijeenbrengen om zijn heiligdom
te versieren” (vele heilige zielen die de roem en het
sieraad van zijn Kerk zullen zijn) (Jes. 49, 18).
“Zo velen zullen goed en deugdzaam worden, zo
velen zullen zich toeleggen op liefdadigheid, ja, zich
geheel in de dienst van de armen stellen, dat de
onvruchtbare synagoge, indien ze tot de Kerk
toetreedt, zal moeten zeggen; “Wie heeft mij al deze
kinderen gebaard?”” (Jes. 49, 19-21).
“De heidenen zullen zich tot de Kerk bekeren en
koningen haar dienen” (Jes. 49, 22-23).
“De God van Jakob zal aan de vijand, aan de
versteende, de verworpen synagoge haar leden
ontrukken” (Jes. 49, 24-25) “en hen die zich misdadig
als moordenaars aan de Heiland vergrijpen, zal Hij
tegen elkander laten woeden, elkander laten
verwurgen” (Jes. 49, 26); dit is letterlijk gebeurd tijdens
de belegering van Jeruzalem. Flavius Josephus vertelt op
tragische wijze hoe de verschillende partijen, door elkander te
bestrijden, de ondergang van Jeruzalem verhaast hebben.
Ook Jezus legde deze passage uit op de ondergang
van Jeruzalem, die komen zou, indien de stad het
Fascikel 16
976