background image
667.
Jobs geschiedenis en zijn gesprekken met God werden uitvoerig
op schrift gesteld door 2 hem zeer verknochte knechten, die een
soort opzichters waren; zij schreven alles trouw op, zoals zij het
vernomen hadden uit de mond van Job zelf; hun namen waren Haï
en Uïs of Oïs. (Hier zegt in nota Brentano. “Ik vernam in 1835
dat de stamvader der Armeniërs Haï heeft geheten.”).
Men schreef toen op schorsen. Deze geschiedenis genoot om haar
godsdienstig karakter een bijzondere verering, werd voor zeer
heilig gehouden en kwam door overlevering van geslacht tot
geslacht in het bezit van Abraham en zijn nakomelingen. Ze werd
een onderwerp van studie voor de jeugd.
Zo geschiedde het dat hieruit ook de Kanaänietische meisjes in de
school van Rebekka onderricht ontvingen; men leidde ze daaruit
op tot onderwerping van hun wil aan die van God in alle
beproevingen.
Verder kwam deze geschiedenis door Jakob en Jozef in Egypte,
waar zij haar weg vond bij de kinderen van Israël.
Hier herwerkte Mozes haar in een beknopter vorm tot gebruik en
troost van de Israëlieten in hun slavernij in het land van Farao en
later te midden van hun wederwaardigheden tijdens hun
zwerftocht door de woestijn. Oorspronkelijk immers was ze veel
uitgebreider en overigens waren daarin vele dingen van die aard,
dat ze niet meer begrijpelijk en ook niet meer nuttig geweest
zouden zijn.
Op zijn beurt maakte Salomon er een omwerking van, schakelde
veel ervan uit en zette van het zijne er voor in de plaats. Zo was
die echte geschiedenis uitgegroeid tot een stichtelijk boek,
vervuld met de wijsheid van Job, van Mozes en van Salomon.
kinderen aanschouwen, maar ook zijn kleinkinderen tot in het 4e geslacht;
daarna stierf hij hoogbejaard.”
Fascikel 17
1082