background image
676.
7 september; Sabbat. –
Van de beide Jordaanzijden was te Bezek een grote menigte volk
samengestroomd. Alle toehoorders van Joannes immers wilden
nu ook Jezus zien en horen. Er waren vele dopelingen
aangekomen en ook een grote karavaan van heidenen, van de
oostzijde van het Meer van Galilea, die op weg was naar Ennon,
doch nu de Jordaan overgestoken en naar hier gekomen was om
Jezus te horen; ze kampeerden buiten Bezek. Ook waren hier een
groot aantal zieken en bezetenen.
Bezek lag niet heel dicht bij de Jordaan, maar ongeveer drie
kwartier er van af; het lag aan een kleine snelle beek (de el-
Malih?) die de stad in twee delen scheidde, waarvan het eerste
hoger lag en dit naar de kant van de Jordaan lager.
***
Jezus leerde in de synagoge nogmaals uit Jesaja 51
en 52 en uit V Mozes of Deuteronomium 16 tot 21.
Deuteronomium 16-18 (zie hiervoor)
Deuteronomium 19
De vrijsteden
1. Wanneer de HERE, uw God, de volken, wier land de HERE, uw God, u geven zal, uitgeroeid
heeft en gij hun gebied in bezit genomen hebt en in hun steden en huizen woont,
2. dan zult gij drie steden afzonderen in het land dat de HERE, uw God, u tot een bezitting
geven zal.
3. Gij zult de afstand bepalen en het grondgebied dat de HERE, uw God, u zal doen beërven, in
drieën delen, opdat iedere doodslager erheen kan vluchten.
4. In het volgende geval zal de doodslager, die daarheen vlucht, in leven blijven: als hij zijn
naaste zonder opzet gedood heeft, terwijl hij tevoren geen haat tegen hem koesterde.
5. Als bijvoorbeeld iemand met zijn naaste in het bos komt, om hout te hakken, en zijn hand
maakt een zwaai met de bijl om een boom te vellen, en het ijzer schiet van de steel af en treft
zijn naaste, zodat deze sterft, dan kan hij naar een van die steden vluchten en in leven blijven.
6. Anders zou de bloedwreker, terwijl zijn hart nog verhit is, bij zijn achtervolging de
doodslager kunnen inhalen, omdat de weg te lang is, en hem om het leven brengen, hoewel hij
niet des doods schuldig is, aangezien hij tevoren geen haat koesterde.
7. Daarom gebied ik u aldus: drie steden zult gij afzonderen.
8. En wanneer de HERE, uw God, uw gebied vergroot zal hebben, zoals Hij uw vaderen
gezworen heeft, en u het gehele land gegeven zal hebben, waarvan Hij gezegd heeft, dat Hij
het uw vaderen zou geven,
Fascikel 17
1107