background image
honig en een beker wijn. Jezus verklaarde dat er onder
hen weldenkende mannen waren, zodat het Hem
leed deed te moeten constateren dat zij tot de sekte
van de Farizeeën behoorden.
Hij volgde hen in de stad, waar Hij aanstonds in een binnenhof
trad, waarin een grote menigte zieken, vreemde en inheemse met
ziekten van alle aard, op Hem wachtten. Enige lagen onder
tenten, enige in hallen of zuilengangen die naar de kant van het
binnenhof open waren. Menigeen van hen was nog in staat te
gaan en Jezus genas hen, de een na de ander, door
handoplegging met vermaning. De leerlingen hielpen
Jezus door hen aan te brengen, op te richten en, na hun genezing,
hen van hun windsels te ontdoen. De Farizeeën en vele andere
mensen waren bij die genezingen tegenwoordig.
Verscheidene vrouwen die aan bloedvloeiing leden, bleek en in
hun sluiers gehuld, hielden zich op een afstand. Nadat Jezus
allen genezen had, ging Hij ook tot die vrouwen,
legde zijn handen op hen en genas ze.
Het waren hier verlamde mensen, en ook zulken met zweren aan
hun hals en op hun lichaam, die niet onrein waren; verder doven,
stommen, enz. Met één woord: zieken van alle aard.
680.
Aan het einde van het vóór- of binnenhof was een brede, ruime
zaal met zuilen. Deze zaal had ook aan de kant van de stad een
ingang.
Fascikel 17
1121