background image
Wanneer de feestceremoniën afgelopen waren, gingen zij in een
nabijgelegen lusthof, waar loofhutten en tenten waren en een
maaltijd bereid was. Jezus nam er deel aan en nam plaats aan een
tafel, waaraan de armen gespijzigd werden.
Hij vertelde ook een parabel, maar daar het dikwijls
dezelfde goedgekende zijn, vergeet ik ze meestal, omdat ik niet
meer weet of het deze of gene was. De jonge dochters aten in
dezelfde tent, maar toch afgezonderd door een scheidswand, die
een halve man hoog was. Aanliggend zag men ze niet, maar
rechtstaande kon men ze zien.
Na het maal ging Jezus met de leerlingen en levieten en nog vele
anderen terug naar de stad; vele zieken wachtten daar op
Hem; onder deze waren melancholischen en
waterzuchtigen en Hij genas ze. Hij preekte ook nog
in de synagoge, verhaalde er veel over Jakob en Jozef
en zijn verkoop met bestemming voor Egypte (Gen. 37,
enz.) en zei dat eens een andere voor dezelfde som
door iemand van zijn broeders verkocht zou worden.
Ook deze zou de berouwvolle broeders in genade
ontvangen en in de hongersnood met het brood van
het eeuwige leven verkwikken.
Hetzelfde zegt overigens de H. Schrift over Jefte’s dochter: “Ze trad naar
buiten om hem met tamboerijnen en reidansen tegemoet te gaan.” (Recht.
11, 34).
Piet Gerrits, die jaren lang onder de bedoeïenen leefde, schreef: “Het nieuws
is de terugkerende vrijbuiters in het kamp vooraf gegaan; de vrouwen en
meisjes gaan onder gezang, gedans en handgeklap de overwinnaars
tegemoet. Een onder de vrouwen of meisjes improviseert de verzen die
door de overigen met een refrein worden beantwoord,
b.v. “Onze buit zijn hoge kamelen, niet een of twee of drie, maar vele.”,
waarop dan juichend geantwoord wordt: “ha, jalala, wahi Jalala”, enz.”
(’t H.L. 5e jg. 38; 4e jg. 93).
Fascikel 17
1148