background image
De mannen en jongelingen gingen daarop gescheiden in het bad,
en zo ook de vrouwen, eveneens gescheiden van de jonge
dochters. Maar de ouderlingen bleven thuis. Eerst nadat de
anderen thuis gekomen waren, gingen om de middag de oude
mannen en vrouwen van de stad met elkaar naar een lustplaats,
die zij bij de stad hadden; ze leidden elkander voort; er waren
zulke hoogbejaarde en afgeleefde oudjes bij, dat ze door twee
personen ondersteund moesten worden.
Ik zag Jezus met de leerlingen en Rekabieten en enige burgers uit
de stad op de westelijke hoogten van het gebergte, wel in de
omtrek van een uur, tussen wijnbergen wandelen, waar
Hij hen onderrichtte. Er waren op dat gebergte tot bij
Gadara vele heuvelen, waarvan er vele natuurlijk waren en andere
bestonden uit kunstmatig opgeworpen steenhopen. Hieromheen
waren de wijnstokken geplant; hun stammen waren wel een arm
dik en stonden tamelijk ver van elkander, maar hun takken
strekten zij zeer ver uit. De druiventrossen waren niet zelden een
arm lang en hadden bessen zo groot als onze pruimen. De
bladeren waren eveneens groter dan bij ons, doch klein in
evenredigheid met de druiven.
De levieten vroegen Jezus om uitleg over menige plaats uit de
psalmen, die op de Messias betrekking hadden.
Zij zeiden “Ge zijt gewis de naaste bij de Messias, Gij zult het ons
kunnen zeggen.” Het was ondermeer de plaats: Dixit Dominus
Domino meo, en dan nog een plaats waarin iets voorkomt van
wijn in bloed veranderd.
Wellicht de passage, noteert Brentano tussen haakjes, uit Jesaja 63, 
1‐6, van de met bloed besprengde wijnperser, die de volgende sabbat 
te Gadara voorgelezen zou worden, maar zij was, helaas! het meeste 
er van vergeten.  
Fascikel 17
1228