background image
zij bespraken de schriftuurplaatsen, die in de
sabbatlezing van heden voorkwamen; het was als een
voorbereiding tot de prediking; zij spraken zeer
hoffelijk en schijnheilig met Jezus en baden Hem, heden
avond het woord te willen voeren, doch zo goed te willen zijn het
volk niet tegen hen in het harnas te jagen; deze wens gaven zij
bedekt te verstaan. Jezus antwoordde hun onverbloemd:
“Ik leer steeds wat de H. Schrift bevat: de waarheid.”
Hij voegde er beleefd iets aan toe van wolven in
schaapsvachten.
Om 3 uur gingen zij ter maaltijd in het huis van Simons broer die
vrouw en kinderen had. Jezus begroette deze. Er waren daar
vele gasten, ook vrouwelijke die met de vrouwen van het huis
afgezonderd aten (cfr. fasc. 10, nr. 258, voetnoot 73).
‘s Avonds voerde Jezus het woord in de synagoge; Hij
sprak over de roeping van Abraham en zijn reis naar
Egypte (Gen. 12), over de Hebreeuwse taal, over Noach,
Heber, Faleg, Job, enz. (Gen. 6-9), en ik zag dat alles in
bijvisioenen, die voor mij zijn woorden vergezelden.
Zijn preek ging ook over Gen. 12 en over een tekst uit
Jesaja.
Hij sprak ook nog over Mozes en zei dat God de
Israëlieten reeds in Heber uitverkoren en
afgezonderd had, want aan deze man had Hij een
nieuwe taal gegeven, de Hebreeuwse, die met de
andere toenmalige talen geen verwantschap had, om
zijn geslacht van alle andere geslachten volkomen af
te zonderen. Vroeger had Heber, gelijk Adam, Set en
Noach de eerste moedertaal gesproken, maar deze
had zich bij de Babylonische torenbouw in vele
tongvallen gesplitst en was een wartaal geworden,
maar God had aan Heber, om hem volkomen af te
zonderen, een eigen heilige, de oud Hebreeuwse taal
Fascikel 18
1355