background image
Een woord over Salomon.
777.
(Naar aanleiding van het feest).
Ik zag Salomon op een zuil bij het altaar vóór de tempel staan.
Hij richtte het woord tot het volk en een indrukwekkend gebed tot
God (I Kon. 8, 22-53). De zuil was zo hoog dat iedereen Salomon
kon zien; men klom er langs binnen op. Boven had ze een
verbredend vlak of terras, waarop een soort van leerstoel stond en
daar was meer ruimte; deze zuil was beweegbaar, men kon ze
wegbrengen. Daarna zag ik Salomon op de berg Sion.
(Misschien wel westelijk Sion, waar David reeds een burg
gebouwd had). Hij was nog niet in zijn nieuw paleis (II. Sam. 7).
Het was op dezelfde plaats waar God voorheen ook tot David
gesproken had, vooral nadat Natan bij hem was geweest (I Kon. 8,
18, 25. 26). Er was daar ook onder een tentdak een terras waarop
hij sliep. Salomo bad daar.
Toen kwam opeens een onbeschrijfelijke glans hem omgeven en
een stem kwam uit die glans; ik heb het gezien en alle woorden
gehoord.
De zienster herhaalde hier de inhoud van Gods belofte, zoals deze
in de H. Schrift staat (I Kon. 9, 2 enz.).
1 Koningen 9
De tweede verschijning des HEREN aan Salomo
1. Toen Salomo de bouw van het huis des HEREN en van het huis des konings voltooid had, en
alles wat Salomo begeerd had te maken,
2. verscheen de HERE ten tweeden male aan Salomo, zoals Hij hem te Gibeon verschenen was.
3. En de HERE zeide tot hem: Ik heb uw gebed en uw smeking gehoord, die gij voor mijn
aangezicht opgezonden hebt; Ik heb dit huis dat gij gebouwd hebt, geheiligd door mijn naam
daar voor altijd te vestigen, en mijn ogen en mijn hart zullen daar te allen tijde zijn.
4. Wat u aangaat, indien gij voor mijn aangezicht wandelt zoals uw vader David in
volkomenheid van hart en in oprechtheid gewandeld heeft, en doet naar alles wat Ik u geboden
heb, als gij mijn inzettingen en verordeningen in acht neemt,
5. dan zal Ik uw koningstroon over Israël voor altijd bevestigen, zoals Ik tot uw vader David
gesproken heb: nimmer zal u een man ontbreken op de troon van Israël.
6. Maar indien gij u met uw zonen ooit van Mij afkeert en Mij niet volgt, mijn geboden en
inzettingen die Ik u voorgehouden heb, niet volbrengt, maar andere goden gaat dienen, en u
voor die nederbuigt,
7. dan zal Ik Israël uitroeien van de bodem die Ik hun gegeven heb,
Fascikel 18
1362