background image
De rechter Abimelek heeft te Aroema verbleven (Recht. 9, 41).
De stad moet zeer oud zijn, want reeds heeft Jakob zich eens hier
opgehouden, toen hij zich voor Esaü verborg392.
779.
Het dal (beginnend) ten oosten van Aroema en zich van oost naar
west naar Sikar (= Sikem) wendend, en (daarna) ook recht naar
het noorden tot voorbij de berg noordoostelijk van Sikem was vol
woud.
392 Aroema. – Oorspronkelijk staat deze alinea 4 bladzijden hoger.
De ruïne van de oude stad met alle kentekenen van oudheid: regenbakken
in de rots en de grondlagen van de stadsmuur, ligt op een steile heuvel die
zich trapsgewijze van noord naar zuid verheft.
Op het noordeinde lag de stad met een niveau van 825 m, terwijl het
zuideinde een niveau van 843 m heeft en dus het uitzicht naar deze kant
belemmert. Op grote kaart 3 kan men bemerken dat men naar het
noordwesten tussen bergen een vergezicht tot tegen de Ebal geniet, terwijl
ten oosten van Aroema (825-843 m) alle hoogtepunten veel lager zijn en de
blik in die richting nergens door verhinderd wordt.
In Jezus’ tijd hadden zich reeds vele steden van de top van hun heuvel naar
de voet verplaatst. In zulk geval had Aroema nog minder uitzicht naar het
zuiden en dan lag het aan de voet waar men nu de ruïne of khirbet Mawasi
aantreft, naast en in de kleine vallei, die K. nu aanstonds zal noemen en die
men op grote kaart 3, beneden, goed ziet.
Fascikel 18
1367