background image
Midianieten op een plank genageld werd. Ook bij nog andere
gelegenheden hadden de Merozenen een verraderlijke rol
gespeeld en zich daardoor de algemene verachting op de hals
gehaald.
De stad lag afgezonderd en hield zich afzijdig en daardoor hadden
de inwoners aan menig goed, maar ook aan veel kwaad geen deel
genomen; zij waren niet mee met hun tijd, ouderwets en
achterlijk.
796.
Ik heb daarbij iets van de zegepraal op Sisera gezien en het
zegelied van Debbora gehoord. Het werd voor haar door een
man, ik meen door Barak, opgesteld, althans gedeeltelijk en door
haar voor het verzamelde volk gezongen. Er werd daarin tegen
Meroz een vloek uitgesproken en de inwoners voelden zich nog
niet gevleid, als men dit onderwerp aanraakte of hen aan die
passage herinnerde. Als ik het goed voorheb; komen in dit lied
zinspelingen op de Messias voor en wordt er in gezegd dat Meroz
nog eenmaal, nl. eerst met Jezus’ komst van zijn smaad
gerehabiliteerd zou worden.
(Zulke toespelingen schijnen er niet in voor te komen. Wellicht
heeft K. andere passages voor ogen, b.v. Gen. 49, 10 of Jes. 9, 1-
3: het volk dat in duisternis zat, heeft een helder licht
aanschouwd, een grote glans heeft hen overstraald.)400
400 Zinspelingen op de Messias. – Rechtstreekse en uitdrukkelijke vindt men
niet in dat lied, zoals gezegd, indien men geen rekening houdt met het
heilshistorisch perspectief van heel de Bijbel.
Het lied van Barak en Debora echter bevat en bezingt feiten die op de
Messias en zijn verlossingswerk wijzen en het enigermate voorafbeelden. In
deze oorlog wordt de bevrijding ondernomen door een man en een vrouw,
Barak en Debora, waarvan de eerste als een figuur van de Verlosser, de
tweede als een beeld van de Medeverlosseres beschouwd kan worden.
Ook in de vrouw Jaël, die Sisera in zijn slaap een spijker in zijn oor dwars
door de kop tot in de grond sloeg wat de doorslag gaf aan de volkomen
nederlaag van de vijand, kunnen wij het beeld zien van O. L. Vrouw, die door
Fascikel 18
1397