background image
Ik hoorde ook dat Abraham in dit gewest is geweest445.
Ook is hier in de buurt de deugdzame koning Josias door de
Egyptenaren verslagen en dodelijk gewond geworden. Ik zag dat
hij in deze stad gestorven is.446
Een nieuwe en levendiger wijk van Megiddo is de voorstad
(Legio), waar Jezus is ingegaan; ze bestaat uit een lange rij van
gebouwen aan de voet van de heuvel (Moetesellim), waar een
grote handelsweg van uit Ptolemaïs voorbijloopt.
Daarom staan hier vele grote herbergen en wonen hier ook
tollenaars, die Jezus’ lering gisteren gehoord hebben; ze kwamen
heden weer bij Hem en hadden het besluit genomen
boetvaardigheid te doen en zich te laten dopen. De Farizeeën van
deze plaats waren hierover ten zeerste verbitterd.
Er is hier een zeer grote menigte zieken verzameld en in de
morgen kwamen er nog gedurig nieuwe bij. Jezus liet hun
landvoogd. Het bestond waarschijnlijk reeds in de 15e, 14e of 13e eeuw vóór
Chr. Tijdens de opgravingen werd hier een hele verzameling kunstschatten
ontdekt.”
445 Abraham in dit gewest. – Te Betel sprak God tot Abraham: “Sta op en
doorwandel het land, Ik wil het u geven.” (Gen. 13, 17).
Aan de noordvoet van de heuvel Moetesellim ontspringt in een grot met
rondgewelfde ingang een rijke bron die een beek vormt. Bij de bewoners
van dit gewest bestaat een traditie dat Abraham, door met zijn stok op de
rots te slaan, de overvloedige bron ten behoeve van de stad heeft doen
ontspringen.
Deze traditie of legende is vermeld bij de Arabische geschiedschrijvers en
geografen Jaqoet en Ibn el-Faqih.
“Ik hoorde dat Abraham in dit gewest is geweest”, zegt K.
Dus kan zij dit van de inlanders gehoord hebben, terwijl ze hier bij Jezus
was.
446 Josias in deze stad gestorven. – “Gedurende zijn regering rukte Farao
Necho, de koning van Egypte, naar de rivier de Eufraat tegen de koning van
Assjoer op. Koning Josias trok tegen hem op, maar sneuvelde reeds bij de
eerste ontmoeting te Megiddo; zijn dienaren brachten zijn lijk op een wagen
van Megiddo naar Jeruzalem.” (2 Kon. 23, 29-30; II Kron. 35, 23-24).
Fascikel 20
1580