background image
Gods en zei hun ook dat het nu onmogelijk was, dat
zij alles duidelijk verstonden, maar dat in de
toekomst alles voor hen opgehelderd zou worden.
Hij sprak over het verzaken aan ijdele aardse zorgen
voor kleding en voedsel. Welhaast (nl. op 3 februari)
zouden zij een geval beleven, waarin er voor vele hongerigen
weinig of geen voedsel voorhanden zou zijn; zijzelf zouden Hem
dan vragen wáár voor zoveel uitgehongerde mensen voldoende
voedsel gevonden kon worden. Nochtans zouden allen
overvloedig verzadigd worden en zou er nog overschot zijn (nr.
1084-1087).
Zij moesten zich, zo sprak Hij verder, huizen bouwen,
maar dan op vaste grond (cfr. Mt. 7, 24-25), en Hij
drukte zich daarbij in zulke bewoording uit, dat
men begrijpen kon, dat het door de zelfopoffering, de
moeite en inspanning is, dat men die huizen in zijn
Rijk, nl. bedieningen en ambten kon bekomen.
Nochtans verstonden zij dit in een te letterlijke, aardse zin. Dit
maakte Judas onbescheiden en bovenmate verheugd en hij zei ten
aanhoren van allen dat hij aanstonds wilde beginnen, de
gelegenheid waarnemen en flink werken.
Hierop bleef Jezus stilstaan en zei: “Wij zijn nog niet
aan het einde; het zal niet altijd zó zijn dat gij goed
ontvangen en overal gespijzigd zult worden en alles
in overvloed hebben; er zal een tijd komen dat men u
vervolgt, wegjaagt en dat gij geen onderdak, geen
brood of klederen noch schoenen zult hebben.” (cfr. Lk.
22, 35). Hij drukte hun op het hart zich eerst degelijk
te bezinnen, zich gereed te maken om alles te
verlaten, aangezien Hij iets gewichtigs met hen
voorhad.
Hij sprak ook over de twee rijken, die tegenover
elkander vijandig staan, en zei dat niemand die
Fascikel 20
1597