background image
met de handen op de borst gekruist aan de waterrand van de
badvijver of regenbak staan.
Andreas en Saturninus doopten.
Tomas, Bartolomeüs, Joannes en anderen legden hun als peters de
handen op.
De dopeling had de schouders ontbloot en boog zich boven het
bekken over een leuning. Een leerling droeg water dat Jezus
gezegend had en de doper schepte met de hand driemaal water uit
de emmer op het hoofd van de dopeling.
Tomas was peter van Jefta, het zoontje van Achias. Hoewel er
telkens meerdere tegelijk gedoopt werden, duurde de plechtigheid
nochtans tot tegen 2 uur in de namiddag.
De dochter van Jaïrus opgewekt.
890.
Jezus en de leerlingen namen hierop een verkwikking.
Vervolgens trok Hij naar de markt van Kafarnaüm en genas
daar vóór de synagoge verscheidene zieken. Terwijl
Hij daarmee bezig was, kwam Jaïrus, de synagogeoverste, zich
vóór Jezus neerwerpen en Hij bad Hem mee te gaan om zijn zieke
dochter die op sterven lag, te genezen. Maar Jezus was met
andere genezingen bezig, en toen Hij met Jaïrus wilde meegaan,
baden de zieken Hem met aandrang, te blijven en zij wilden Hem
niet laten gaan, maar Hij zei hun dat Hij nog vóór het
sluiten van de sabbat tot hen zou weerkeren.
Op het ogenblik nu dat Hij met Jaïrus vertrok, kwamen daar
boden uit het huis van Jaïrus, die Hem zeiden: “Uw dochter is
gestorven, gij moet de Meester niet verder lastig vallen.” (cfr. Mk.
5, 35). Maar Jezus zei tot Jaïrus: “Vrees niet, geloof
aan Mij en dan zult gij geholpen worden.”
Fascikel 20
1612