background image
Na de dankbetuiging van de vader ontvangen te hebben, daalde
Jezus weer naar de stad af.
De vrouw was zo beschaamd en ontsteld, dat zij Jezus nauwelijks
bedankte. Ondertussen was het gerucht reeds onder de
klaagvrouwen verspreid dat het dochtertje weer leefde; zij traden
voor Jezus uit de weg; enige waren beschaamd; andere (nog
steeds ongelovig), laag van karakter, durfden nog te schimpen;
dan gingen die vrouwen in het huis en zagen het meisje daar zitten
eten.
Op de terugweg sprak Jezus met de leerlingen over
deze genezing en zei: “Deze mensen hebben
weliswaar geen behoorlijk geloof gehad en geen blijk
van een ridderlijke gezindheid gegeven, maar hun
dochter heb ik om harentwil van de dood opgewekt
en tot bevordering van het Rijk van God. Deze dood
was een onschuldige dood, doch zij moet zich voor
een ergere dood, de zieledood in acht nemen.”
In de stad keerde Hij terug naar de markt en genas er nog vele
zieken, die daar op zijn terugkeer waren blijven wachten.
Vervolgens leerde Hij in de synagoge tot het sluiten
van de sabbat. Maar de Farizeeën waren zo verbitterd, zo vol
nijd en woelige onrust, dat zij licht de hand aan Hem geslagen
zouden hebben, indien Hij zich daarna met hen nog ingelaten had;
zij kwamen reeds weer met hun laster voor de dag dat Hij zijn
wonderen door toverij verrichtte. Maar Jezus verdween onder de
menigte en verliet de stad en ging door de tuinen van Serobabel.
Ook de leerlingen moesten zich verspreiden.
Fascikel 20
1616