background image
Hier waar Jezus onderrichtte, was een stenen
leerstoel. Reeds een paar dagen geleden had Hij deze
predicatie laten aankondigen. De groepen volgden
elkander bij de leerstoel op, luisterden om de beurt, en zeker
hebben Hem heden niet minder dan een paar duizend mensen
gehoord. Hij genas ook een grote menigte zieken,
blinden en lammen, stommen en melaatsen.
In het begin van zijn toespraak woelden en raasden
vele bezetenen, die men daar had aangebracht. Hij beval
hun te zwijgen en zich op de grond te leggen en zij
deden dit als vreesachtige honden en roerden niet meer tot het
einde van de lering en dan ging Hij tot hen en bevrijdde
hen.
Onder de vele genezingen herinner ik mij die van een
man met een geheel verdorde arm en een stijve,
ineengetrokken hand. Jezus streek over zijn arm van
boven naar onder, nam zijn hand en bracht al zijn
vingeren één voor één in een rechte stand, terwijl Hij
ze zacht boog en drukte. Dit alles duurde niet langer dan de
tijd die men nodig heeft om aan iemand te tonen hoe Hij het deed.
Hierna was de hand van de man recht, lenig, vol leven en gezond
en hij kon ze bewegen, hoewel ze nog dun, mager en zwak was,
maar ze werd spoedig sterker en de beweging sneller.
Bij dit volk waren vele vrouwen met kinderen van elke leeftijd.
Jezus liet eens al de kinderen groep na groep bij zich
brengen, zegende hen, terwijl Hij tussen hen
doorwandelde en stelde ze zijn toehoorders tot
voorbeeld. Ik zag inderdaad dat Hij onder zijn
toespraak een kind bij de hand heen en weer wendde
en leerde hoe ook de mensen aldus rustig en
geduldig en zonder tegenstand God met hen moeten
Fascikel 20
1637