background image
van zijn huiszaken los te maken, te meer daar het gevoel van zijn
onwaardigheid (cfr. Lk. 5, 8) die moeite om zich los te maken,
nog vermeerdert.
Ik heb gezien dat Jezus de vissers reeds tweemaal van
hun arbeid weggeroepen heeft sedert zijn openbaar
leven, maar dat zij telkens weer terugkeerden, en wel niet tegen
zijn wil, dit te minder daar hun scheepsvaart, hun overzetdienst en
hun betrekkingen met de heidense karavanen hen bij zijn verblijf
te Kafarnaüm in hun stand zeer nuttig maakten. Ook was het,
zolang zijzelf niet preekten, niet nodig dat zij met inzet van heel
hun persoon meetrokken.
Andreas was reeds langer bij de Doper geweest en meer van zijn
zaken gescheiden. Ook trok hij reeds eerder dan Petrus met Jezus
als doper mee.
Ook Jakobus en Joannes keerden tot nog toe telkens tot de visserij
terug, want zij waren zeer gehoorzame zonen en de oude
Zebedeüs, gelijk ook hun moeder Salome, waren niet zonder
zorgen; zij meenden dat hun zonen een positie bij Jezus zouden
bekomen en wachtten daarom enigszins op het rijk, dat zij zich
werelds voorstelden.
Doch nu geloof ik dat Petrus, Andreas, Jakobus en
Joannes bestendiger bij Jezus zullen blijven en dat
daarom het wegroepen dezer vier vissers van hun
schepen en voorgenomen arbeid, spoedig na het
toetreden van Matteüs als 12e apostel – waarna Jezus
hen aanstonds uitzond om te dopen – in het Evangelie
vermeld wordt als het zinnebeeld van hun roeping, alsook als het
zinnebeeld van hun beantwoording aan die roeping ter navolging.
Nadat Jezus na het laatste paasfeest de wijk naar Sidon en Tyrus
genomen had, na te hebben laten dopen – bij welke gelegenheid
Fascikel 20
1642