background image
niet verstoort. Het is waar, Hij is wonderbaar uitgerust (met
wijsheid en macht), maar wij hebben de plicht de orde te
handhaven en maat in alles is overal vereist. Joannes is een
voortreffelijk man, doch in zijn gevangenis zal hij wel niet van
alles op de hoogte zijn; hij heeft ook weinig met Jezus
omgegaan.”
Doch nu begon de sabbat en eenieder begaf zich naar de
synagoge. Jezus kwam er met de leerlingen binnen en allen
beluisterden Hem heden met de grootste bewondering.
Hij leerde uit Genesis, geheel 37, over de verkoop van
Jozef, en uit Amos, waaruit ik mij herinner de
passage van 2, 6 tot 3, 9 nl. over de bedreigingen
tegen de zonden van Israël. Ik herinner me nog dat
er aanstonds in het begin sprake was van de
verdrukking der armen, van de bloedschande en de
ontucht (Am. 2, 6-8).
Amos 2
1. Zo zegt de HERE: Om drie overtredingen van Moab, ja om vier, zal Ik het niet herroepen.
Omdat hij het gebeente van Edoms koning tot kalk verbrand heeft,
2. zal Ik vuur werpen in Moab, zodat het Keriots burchten verteert, en omkomen zal Moab in
het slaggewoel, onder krijgsgeschreeuw, bij trompetgeschal,
3. en Ik zal uit zijn midden de heerser uitroeien en al zijn vorsten met hem doden, – zegt de
HERE.
4. Zo zegt de HERE: Om drie overtredingen van Juda, ja om vier, zal Ik het niet herroepen.
Omdat zij de wet des HEREN verworpen en zijn inzettingen niet onderhouden hebben, maar hun
leugengoden, die hun vaderen reeds achternaliepen, hen hebben verleid,
5. zal Ik vuur werpen in Juda, zodat het Jeruzalems burchten verteert.
6. Zo zegt de HERE: Om drie overtredingen van Israël, ja om vier, zal Ik het niet herroepen.
Omdat zij de rechtvaardige voor geld verkopen en de arme om een paar schoenen –
7. zij die ernaar snakken, dat stof van de aarde zij op het hoofd der geringen, en die de weg
der weerlozen ombuigen; en een man en zijn vader gaan naar hetzelfde meisje, om mijn heilige
naam te ontwijden;
8. op verpande klederen strekken zij zich uit naast elk altaar, en de wijn der beboeten drinken
zij in hun godshuizen;
9. en Ik had nog wel de Amoriet verdelgd voor hun aangezicht, al was hij dan hoog als de
ceders en sterk als de eiken; ja Ik roeide zijn vrucht uit van boven en zijn wortels beneden;
10. en Ik had u nog wel uit het land Egypte gevoerd en u veertig jaren in de woestijn geleid,
opdat gij het land der Amorieten in bezit zoudt nemen;
11. en uit uw zonen verwekte Ik er tot profeten en uit uw jongelingen tot nazireeërs. Is dat
soms niet zo, gij Israëlieten? luidt het woord des HEREN.
12. Maar gij gaaft de nazireeërs wijn te drinken, en geboodt de profeten: Gij moogt niet
profeteren!
13. Zie, Ik maak, dat het onder u zal kraken, gelijk een wagen kraakt, van garven overvol.
Fascikel 20
1647