background image
Op de weg naar Kirjataïm moest Jezus over het riviertje gaan, dat
uit het meertje komt. Op deze weg kwamen enige zieke, min of
meer bezeten mensen tot Hem, die Hem smeekten om zijn hulp;
zij klaagden dat de leerlingen hen niet geholpen hadden; zij
hadden in hen overigens niet veel vertrouwen gehad en gemeend
dat HIJ het wel beter kon.
Jezus antwoordde hun: “Hebben de leerlingen U niet
geholpen, dan is dit niet hun schuld geweest, maar
de uwe, want gij hebt geen geloof gehad.”
Hij beval hun naar Kirjataïm te gaan en te vasten,
tot Hij hen zou willen genezen; Hij liet hen wachten
om hen eerst de nodige boetvaardigheid te laten
doen.
969.
Ongeveer een half uur vóór Kirjataïm kwamen de levieten uit de
stad en vele goede burgers en ook de onderwijzers met hun
leerlingen Hem tegemoet. De beide leerlingen, die de herberg
besteld hadden, waren er eveneens bij. Zij ontvingen Hem in een
lustplaats, (even ten noordoosten van Kirjataïm), een hof met
baden, die hun water door een kanaal uit het voormelde riviertje
ontvingen. De lusthof stond vol mooie bomen en loofhutten, had
overdekte lovergangen, en was door een wal en een verbazend
dikke haag omgeven; zij wasten Jezus en de leerlingen hier de
voeten en vereerden Hem met de welkomsverversing.
Jezus onderrichtte hier een korte tijd de kinderen en
zegende ze; het kon naar 5 uur lopen, toen zij naar de stad
trokken; deze ligt op een heuvel en ziet in het dal neer. Op de
hele weg tot bij de synagoge heelde Hij in de straten
vele zieken van alle aard. In de synagoge hervatte
Hij zijn leer van de zaligheden en Hij leerde ook over
de straf van de levieten, die de hand aan de
Verbondsark hadden geslagen (II Sam. 6, 1-11), en hoe
nog groter straf over hen zou komen, die de hand
Fascikel 21
1796