background image
Door een rij van zalen waren lange banen van verschillende
stoffen van een el breed, en ook smallere tot de breedte van brede
gordels uitgespannen en het afgewerkte einde werd regelmatig
opgerold. De op stoffe geschilderde patronen, waarnaar de
arbeidsters werkten, stonden vóór hen; het waren bloemen en
bladeren en boompjes en kronkellijnen in grote figuren
(arabesken). De stof was een zeer fijn wollen weefsel in de aard
van die der lichte mantels der heilige drie koningen, doch wat
sterker en met meer verscheidenheid van kleuren. Zij gebruikten
geen naalden, maar kleine haakjes. Enige werkten ook op witte
stoffe, maar de banen van deze stoffe waren smaller. Andere
werkten gordels af, door er letters in te borduren; onder het werk
stonden de meisjes op één rij naast elkander, werkend aan
dezelfde baan. Hun arbeid was verdeeld; zij schoven op, naar
gelang zij ouder en bekwamer werden. Sommige van de kleinste
zag ik draden bereiden; andere de wol strijken; andere spinnen, en
nog andere, van de kleinste, zag ik aan de borduursters de draden
en werktuigen, naar gelang zij die nodig hadden, aanreiken.
Heden werkten zij niet, doch terwijl de kinderen hun werken aan
Jezus toonden, en Hij met de bestuursters de zalen doorwandelde,
werd mij (in een bijvisioen) hun gehele werkwijze en het bedrijf
van de inrichting getoond.
Ik zag dat enige meisjes grote en kleine figuren, die op
afzonderlijke vlakken of stukken geborduurd waren, toonden.
Deze werken werden op bestelling of ook voor de verkoop
uitgevoerd. De heidenen ruilen die ook voor grondstoffen en
allerlei andere voorwerpen.
Een deel van die meisjes waren in dit gesticht in de kost; andere
kwamen hier werken uit de stad. Het huis had twee verdiepingen
en alles was er voor het werk doelmatig georganiseerd. Tot dit
huis behoorde een leerzaal en Jezus onderwees en ondervroeg er
de kinderen, die hun kleine rollen in de hand hadden. De kleinste
stonden vooruit, de meesteressen er achter. Zij gingen in
volgorde, ieder op haar beurt, een trede omhoog tot Jezus op de
Fascikel 21
1820