background image
Jezus was met de ouders alleen in de kamer. Hij knielde op de
grond neer bij het bed van de zoon, bad en boog zich
over zijn aangezicht heen, terwijl Hij op de hand
steunde, als zei Hij iets, of als ademde Hij hem in de
mond. Dan nam Hij hem bij de hand vast, stond op
en ook de jongeling richtte zich op, stond kaarsrecht en lang op
zijn voeten geheel overeind, en Jezus leidde hem enige
stappen op en neer in de kamer. Daarna leidde Hij
hem in een andere kamer, waar Hij met hem alleen
was, maakte een zalf van speeksel en aarde, en streek
hem die met de vingeren in de oren, en bracht de
twee eerste vingeren zijner rechterhand onder de
tong van de jongeling. Toen verhief deze zijn stem, die
buitengewoon helder klonk en riep: “Ik hoor! ik kan spreken!”
Nu stormden de ouders en de dienstboden binnen, omarmden de
genezene en weenden en riepen van vreugd.
De ouders wierpen zich met hun zoon vóór Jezus’ voeten op de
grond, kromden zich voor Hem en weenden en snikten van geluk.
Jezus sprak ‘s avonds nog met de vader alleen, omdat
een schuld op de man drukte. De man vroeg Jezus of zij
dan gestraft zouden worden tot in de vierde graad?
Jezus antwoordde hem: “Indien gij u door
boetvaardigheid met God verzoent, kunt gij de schuld
delgen en de straf van u afwenden!”
Fascikel 21
1870