background image
Het grondplan dat wij in tekening hierna geven met een woord 
verklaring zal duidelijker taal spreken dan een lange beschrijving.   
Het niveau van de vloer binnen de muren is door het gewelf van de 
grafgrot 4,5 m hoger dan de bodem buiten de muur.   
Een trap langs de buitenkant van de muur aangebracht en 33 treden 
tellend, leidt naar een stoep die om het gebouw loopt.   
In het midden van de oostelijke lange zijde is de ingang naar het 
gebouwencomplex.  Men komt eerst over een klein plein bij de 
hoofdingang van de eigenlijke moskee die naar het zuidoosten gericht is.  
Aan weerskanten van deze hoofdingang liggen in de grot onder de 
grond de graven van Abraham en zijn vrouw Sara.  De moskee is 21,5 m 
lang.  Aan het einde wijst in de achtermuur een ‘mihrab’ de richting van 
Mekka aan, waarheen gewend de mohammedaan zijn gebed verricht.  
Onder het hoofdeinde van de moskee liggen hier de graven van Isaäk en 
Rebekka.  
Door de hoofdingang terug naar buiten tredend en het binnenplein 
overstekend komt men in de achterste bijgebouwen.   
In de spelonk eronder zijn de graven van Jakob en Lea.   
Links van plein en bijgebouwen is langs de binnenkant van de ringmuur 
een ruimte van 37 m lang en 7 m breed, die dient tot moskee voor de 
vrouwen.  Een deur in de omheiningsmuur stelt ze in verbinding met een 
andere lange, smalle moskee buiten die muur, waarin de 
mohammedanen een onecht graf van de Patriarch Jozef (eventueel een 
waar graf van een andere Jozef) vereren; de moskee is van Arabische 
oorsprong.   
In de grote moskee is boven elk graf van de zes patriarchale figuren een 
rijkversierde kapel met een praalgraf.   
Hun graven liggen er juist onder, zo beweren althans de muselmannen.   
De graven van de mannen liggen op één lijn, gelijk ook die van de 
vrouwen.  
Sedert het begin van de 14e eeuw, toen het fanatisme, de 
onverdraagzaamheid van de muzelmannen hun hoogtepunt bereikten, 
tot aan de Engelse mandaatregering bleef de toegang binnen de 
ringmuur en meer nog tot de eigenlijke moskee ten strengste verboden 
voor alle niet‐muselmannen.  Een ‘firman’ of toegangsvergunning van de 
hogere overheid werd zelden verleend.   
Fascikel 22
1941